Menno ter Braak
aan
E. du Perron
Den Haag, 22 maart 1938
Den Haag, 22 Maart, '38
Beste Eddy
Sedert ik je voor het laatst schreef, hebben de gebeurtenissen in Oostenrijk mijn opvattingen over de aanbevelenswaardigheid van je terugkomen naar Holland belangrijk gewijzigd. Ik zelf ben vooreerst een week lang zoo ellendig geweest door die nieuwe etappe van naziheroïsme, Jodenmoord en wat dies meer zij, dat ik er eergisteren ‘down’ bij ging; mijn zenuwen verdroegen het niet langer, en zoo zit ik nu voor een week thuis, een beetje slapend en suffend, trachtend weer eenige belangstelling te krijgen in mijn werk. Maar naar aanleiding daarvan: ik geloof, dat je nu voorloopig, met Bep en Alain, nergens beter kunt zitten dan in Indië. De atmosfeer van permanente chantage en ev. oorlog, die nu wel niet meer zal verdwijnen, heeft mij zelfs op het idee gebracht naar een ander werelddeel te verhuizen, zoodra er een kans zou zijn (Amerika, Zuidafrika). Je hebt er geen idee van, hoe verpest de lucht hier is door die gelukte blufmanifestatie van held Hitler; voortaan zullen die kerels heelemaal ondraaglijk zijn, tot de dag der wrake over dat land komt. Wees dus blij, dat je er momenteel ver vandaan leeft en een baantje hebt; wacht betere tijden af om terug te komen, heusch. Het verpolitiekte leven is op den duur ondraaglijk, en het afschuwelijke is, dat wij er niet buiten kunnen blijven. - Maar schwamm drüber, en verder over onze eigen zaken, die mij belachelijk en futiel lijken naast al dat daverende gemarcheer; en toch moeten zij de eenige zijn, die ons voortaan nog een argument om te leven aan de hand doen. Zoo heb ik je stukje ‘ontrobberst’, d.w.z. Robbers niet geschrapt, maar een beetje minder als polemist laten optreden; daartegen ging eigenlijk mijn gevoelsbezwaar. Ik denk, dat er in den nieuwen vorm niet veel van de strekking verloren is gegaan.
Je beide brieven over je verhouding tot Jan en Groot-Nederland (waarbij ingesloten de beide brieven van Jan zelf) hebben mij zeker een anderen kijk gegeven op dit heele geval. Ik geloof, dat er veel waars is in je beschouwing; er is bezig een zekere verwijdering (voornamelijk ‘litterair’) te komen tusschen jou en Jan, wat in de eerste plaats al blijkt uit zijn oordeel over De Man van Lebak. (Hij schreef daar nu een stuk over in het Holl. Weekbl., dat ik hier en daar bijna bot vind als een stuk van Herman de Man). Vast en zeker is daaraan ook schuld de onmogelijkheid om brieven mondeling te verifieeren, maar de oorzaak ligt m.i. toch ergens anders. Misschien ook wel in Groot-Nederland, dat Jan tot iederen prijs wil behouden, en waarmee hij zich, als tijdschriftredacteur, misschien meer vereenzelvigt, dan hij zelf weet. Goddank ben ik voor dat dilemma gespaard gebleven, na den ‘val’ van Forum; nooit meer tijdschriftredacteur! Want hoe je het ook draait, het dilemma blijft bestaan voor iemand, die zich nu eenmaal voorgenomen heeft zijn tijdschrift op de been te houden. - Blijft het onweerlegbaar feit, dat Jan veel meer interesse toont voor Henny Marsman en Vestdijk, dan voor jouw werk; het mijne kan buiten beschouwing blijven, want ik heb hem niet veel gestuurd; grootere dingen als Multatuli en Luther zijn in afzonderlijke V.Bl.-cahiers verschenen. Eigenlijk passen jullie temperamenten al heel slecht op elkaar, zoo objectief bekeken; wanneer ik wederzijdsche brieven van jullie aan elkaar lees, voel ik altijd precies, waar de bron voor nieuwe conflicten ligt; Jan overdrijft, simplificeert, jij doet het tegendeel, maar prikkelt hem weer door andere dingen. Ik voor mij ben op dit oogenblik allerminst in de stemming om precies mijn positie tusschen jullie te bepalen, zoozeer drukt mij de heele politieke situatie en het vervuilen van alle levensgebieden dòòr die vervloekte politiek; ik voel haast de karakterlooze neiging om jullie beiden gelijk te geven, omdat ik jullie beide zoo ontzaglijk sympathiek vind naast de Goerings en consorten, en de verschillen te weinig tel, nu de overeenkomsten al het andere in de schaduw stellen. Maar misschien voel je dit in Indië niet zoo. De hemel geve trouwens, dat er weer een tijd komt, waarin ik niet zoo welwillend en verzoenend denk. Maar om het ware pleizier in de nuance, in de onderscheiding, in het schrijven te hebben, is een zekere mate van onbezorgdheid onmisbaar; een zekere veiligheid van de toekomst op de korte baan is, dat blijkt mij steeds meer, een noodzakelijkheid voor ‘cultuurarbeid’; in de sfeer van ultimatums en andere chantage, van bombardementen op Barcelona, is het eenige wat overblijft: gejaagdheid, met als recept: koffie Hag, en wat pleizier in de weinige dingen, die het leven van alledag nog oplevert.
Bep vraagt mij om over Ant te schrijven. Nu, ik ben te beroerd om goed te schrijven, maar dit kan ik wel zeggen: zonder haar was ik momenteel niet in staat het hoofd boven water te houden. Zij heeft meer gewone vitaliteit dan ik, en minder behoefte aan cultuur, maar zij begrijpt precies, hoe voor mij die twee dingen in elkaar grijpen. Meer heb ik niet noodig; ik heb zelden zoozeer het gevoel gehad als in deze dagen van volkomen lusteloosheid en onverschilligheid tegenover mijn werk, dat ik gelukkig getrouwd ben, en dat ook daarin een stuk ‘einmalige’ cultuur steekt, dat met abstracte recepten over ‘het’ huwelijk en ‘de’ liefde spot. Ja, zelfs de uitdrukking ‘gelukkig getrouwd’ is al paskwillig, want die term legt precies de nadruk op wat weer algemeen en dus onpersoonlijk-secundair is: het geluk en het trouwen. Primair is, dat wij ons de heele onderneming leven moeilijk meer zonder deze ‘eenheid’ zouden kunnen voorstellen, ik misschien minder nog dan Ant, die in wezen veel fatalistischer is dan ik. Ik ontdek steeds meer beschamende dingen in mezelf, zoo b.v. de begeerte om nog lang te leven, en (contra Nietzsche, althans in politieken zin) ongevaarlijk te leven. Neem voor ditmaal dit geklets in de ruimte, met enkele lichtpunten hoop ik, zoo het punt Ant, want dat moet dunkt mij ook via dezen stijl nog iets lichtends hebben, voor lief. Spoedig beter. Hartelijke groeten onder ons vieren, en een hand met extra kracht
van je
Menno
Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag