Menno ter Braak
aan
E. du Perron
6 november 1939
6 Nov. '39
Beste Eddy
Welk een pestilentie! Ik was Vrijdag door omstandigheden toch vroeger in Amsterdam en heb twee uur met mijn ziel onder mijn arm geloopen; ik heb er geen oogenblik aan gedacht naar de Bibliotheek te gaan, aangezien ik geen antwoord van je had gehad! Blijkbaar is mijn brief dan met vertraging aangekomen; of ben jij eerder naar Amsterdam gegaan?
Ik heb er nog niet aan gedacht Stuiveling met Malraux te vergelijken, omdat ik altijd de A.J.C. naast hem zie. Maar geschikt is hij zeker en, ofschoon wat rhetorisch en dansend, ook niet dom.
Tot mijn spijt moet ik even protesteeren tegen het wezen Van Duinkerken; ik stuurde je de krant, waarin het commentaartje voorkomt. Het mooie van het geval is, dat Van Duinkerken = De Tijd; de man is dus ethisch verontwaardigd over de behandeling die hemzelf ten deel valt, maar hij doet alsof De Tijd zich als dagblad verontwaardigd voelt! - Las je De Fatsoensrakker? En mijn stuk over De Kadt? Toen ik het in druk herlas, beviel het me; het is erg rhythmisch geschreven, ik had er ongeveer hetzelfde gevoel bij als toen ik in 1931 over den modernen ketterjager schreef. Wat is jouw indruk?
Hart. gr. 2 × 2
je
Menno
Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag