E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Bergen, 2 april 1940
Bergen, 2 April 1940.
Beste Menno,
Ik heb alle korte verhalen nu gelezen die ik nog niet kende. Dus hierbij mijn ‘rapport’ voor de Slauerhoff-commissie.
Schuim en Asch is natuurlijk goed, Lente-eiland ook. Bij het laatste komen 2 verhalen die allebei uitstekend zijn (Uitgewischte Handschrift en Verzuimde Liefde). De volgorde moet zijn: eerst Sch. en Asch, dan Lente-eiland, als we niet àlles chronologisch ordenen. Dit laatste gaat niet: 1o omdat we de door Sl. gevormde geheelen zoo moeten laten; 2o omdat de Po Sju I-verhalen in ieder geval bijeen moeten blijven; 3o omdat we de jaartallen niet precies weten.
De Erebos, De Dood van Dutrou Bornier en Cherchez la Femme hooren eig. bij Schuim en Asch. Maar het is beter ze bij de reeks Verspreide Verhalen te zetten, omdat ze 1o minder goed zijn (zelfs Dutrou B., het beste van de drie, is m.i. slordiger verteld en minder van ‘beteekenis’) en omdat 2o de reeks Verspr. Verhalen anders al te magertjes wordt.
Dit zijn mijn bevindingen van de Verspreide Verhalen: De Amphoor en De Tweede Keuze van Paris zijn de oudste (ik meen zelfs ouder dan De Erfgenaam). Ik vind ze geen van beide erg goed, maar ze moeten erbij, al was het maar als min of meer ‘jeugdwerk’. Sl. zelf vond ze nogal goed; hij sprak er altijd over ze te bundelen. Beide van 1926.
In De Tweede Keuze schrijft Sl. overal ‘Afrodite’, wat door den heer Lekkerkerker in ‘Aphrodite’ verbeterd is. Ik ben zoo vrij geweest de f te herstellen, omdat men het met een f mag schrijven (ik meen dat Van de Woestijne het ook deed) en omdat Slauerhoff geen goede leerling in klassieke spelling hoeft te zijn.
Verder heeft de heer L. overal de genitief-s aan het woord zelf vastgezet, wat ook ‘klassiek’ is, maar wat Slauerhoff niet deed, en wat wij hem dus ook niet hoeven te laten doen. Velen, waaronder ik, schrijven: ‘'s’, wat oncorrect mag zijn, maar duidelijker is. Ik stel dus voor, overal die ‘'s’ te herstellen. Zoonoodig óók in de poëzie.
Na deze 2 verhalen komt De Erebos, meen ik. (Uit de verhalenbundel door Van Wessem samengesteld.) Dit verhaal heeft Sl. zelf weggelaten uit Sch. en Asch, omdat hij vond dat het te veel leek op De Nyborg, maar, hoewel hij het zwakker vond, hij keurde het niet gehéél af. M.i. moet het hierbij, juist als variant. Het vormt dan de overgang naar Cherchez la Femme, etc. Ik meen dat dit verhaal van 1928 of 1929 is.
Dan komt het éénactertje Escale. Dat is ‘licht’, maar aardig; geeft ook heel goed een kantje van S. Dit werd gepubliceerd 1931, is dus van dat jaar of ouder. Dan komt De Geschiedenis van het Paarlensnoer, dat niet al te best is. (Ook van 1931.)
Dan komen, uit één tijd (ik denk 1933-34): Cherchez la Femme, De Dood van Dutrou Bornier en Kolibris. Het 1e vind ik erg magazine-achtig en zwak; het 2e, hoewel zwakker dan het goede in Sch. en Asch, in deze afdeeling een van de ‘echtste’; het 3e is ‘gek’, maar moet daarom, vind ik, worden opgenomen. Het is te curieus, als schrijfsel van Sl., om het weg te laten.
Dan: Waar de Levensvreugde vandaan komt. Hij zelf was zeer gesteld op dit verhaal, en terecht. Ik vond er vroeger niet veel aan, omdat ik het vooral onslauerhoffsch vond. Ik acht het nu onmisbaar en van het grootste belang voor wie Sl. compleet kennen wil. Bovendien is het, ook als verhaal, in deze reeks eig. een van de beste.
Tot slot: Een Dubbele Vergissing, wat ik complete snert vind, een stuk slechter nog dan het Paarlsnoer, en dat op een mislukte grap lijkt. En De Cognacflesch en het Bed van de Keizerin, eigenlijk van hetzelfde soort, maar minder oppervlakkig en in zijn gekkigheid meer typisch-Slauerhoff.
Zou men dus willen gaan schiften, dan kreeg je volgens mij:
Nogal goed: Dutrou Bornier, Waar de Levensvreugde...
Nogal slecht: Amphoor, Paris, Erebos, Escale, Cherchez la Femme, Cognacflesch & Keizerin, Kolibris.
Slecht: Paarlsnoer, Dubbele Vergissing.
(Op het soort lette ik hierbij niet. Escale is, in zijn soort, eigenlijk goed; Kolibris valt eig. buiten beschouwing.)
Werkelijk verantwoord om ‘af te keuren’ is men dus eig. alleen de 2 laatste verhalen. Nu zijn het verhalen van een paar blzij elk, die duidelijk geschreven zijn met ‘lichtere’ bedoelingen. Ik zou er dus voor zijn, ze óók op te nemen, als staaltjes van Slauerhoff als amusementsschrijver. Als zoodanig kan ik ze ook in de inleiding verantwoorden.
De Amphoor is eig. ook een verhaaltje van niks, dat curieus wordt omdat het een beetje een ‘voorstudie’ lijkt van zekere avonturen van Camoëns in Het Verboden Rijk.
Ik heb niet opgenomen, in bovenstaand lijstje: Laatste Ontmoeting met Camoëns, dat de heer L. had ‘goedgekeurd’ en bij de goedgekeurde verhalen wilde zetten. Dit is nl. geen verhaal, maar een losgeraakt hoofdstuk van Het Verboden Rijk. Het moet m.i. dus achter dien roman worden gezet, als ‘appendix’; of beter nog: tusschen dien roman en Het Leven op Aarde, als overgangsstuk.
Op een apart blaadje schrijf ik de volgorde, zooals die volgens mij zou moeten zijn.
O ja, in Cherchez la Femme veranderde de heer L. ‘de Racan’ in ‘De Racan’. Dit is onjuist; daar die Racan een Franschman was; wiens kleine d dus een beteekenis heeft. Ik heb deze aanwijzing van den heer L. op zijn papiertje doorgeschrapt.
Als de Commissie dit ‘rapport’ bestudeerd heeft, zou ik het graag terug hebben voor mijn inleiding.
Tot nader; hartelijke groeten,
E..
P.S. - Ik geeft dit ‘rapport’ maar eerst aan Jany, die het je met zijn ‘advies’ zal doorzenden, zijnde hij het lid van de Commissie dat ik het dichtst bij mij heb.
Ik zou nog willen weten:
a) Waar het verhaal van Rudolf de Mepsche is, waarover Van Wessem mij sprak en dat hij gezien heeft. Dat moet de Commissie toch lezen! Ik zelf zou 't in ieder geval willen lezen voor ik mijn inleiding schrijf.
b) Is het zeker dat er geen fragmenten bestaan van dat verhaal uit de Russisch-Jap. oorlog of uit de revolutie van 1905, waaraan S. begonnen was? Zoo ja, dan zou ik die fragmenten ook willen zien.
Dan nog iets:
c)Zou het niet goed zijn een paar fragmenten uit zijn kritisch proza te verzamelen en erbij te doen? Niet die besprekingen over Jan Alleman in dat arnhemsche blad, maar wel bv. wat hij schreef over Corbière (in De Witte Mier) en wat jij laatst nog aanhaalde. Zoo is er nog wel wat, geloof ik. Al was't alles bijeen maar 2 vel. Moet dat toch niet onderzocht worden? Heeft de heer L. niet een plakboek of een portefeuille met die stukken gevonden? Het was er vroeger wèl. Ik heb het in handen gehad, toen S. mij vroeg een kritischen bundel voor Stols te maken. Voor een krit. bundel zou het onvoldoende zijn geweest. Maar voor een paar voorbeelden van wat hij op deze manier uitte, was er zeker ‘materiaal’.
Verhalen | |||||||||||
Schuim en Asch:
| |||||||||||
Het Lente-Eiland:
| |||||||||||
Verspreide Verhalen:
| |||||||||||
Jan Pietersz. Coen. | |||||||||||
De Opstand in Guadalajara. |
Rest:
Het Verboden Rijk; |
Het Leven op Aarde; |
eig. één roman in 2 dln. dus tot één deel terug te brengen.
Kan het niet, in 3 dln., zóó?
I Schuim en Asch - Coen - Guadalajara. |
II Het Lente-Eiland - Verspreide Verhalen |
III Het Verboden Rijk - Laatste Ontmoeting met Camoëns - Leven op Aarde. Daarbij dan nog: Rudolf de Mepsche en Stukken kritisch proza. |
Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag