E. du Perron
aan
Menno ter Braak

Bergen, 17 april 1940

Bergen, 17 April

('s avonds)

Beste Menno,

Na een heelen dag verifieeren - met Bep - van die Slauerhoff-teksten, dit:

1. Jij bezit zelf toch ook Archipel oude druk, en 2e druk, door Slau en mij uitgegeven in Gistoux? Deze 2e druk is wat L. bedoelt.
2. Wil je Zijlstra een stel proeven vragen niet in vellen opgemaakt, maar met alle gedichten op losse blaadjes voor de herordening? Want daar ontkomen we niet aan; en het beste is om dat Zaterdag meteen te doen, en anders Zondag; dan zijn we ervan af in één keer.

Ik heb een lijstje gemaakt voor de nieuwe ordening, waarbij L. dan ook nog raden en kiezen mag! Maar voor de definitieve fouten ben ik niet van plan ‘een stap terug te treden’, geheel als Borger! Fout is fout.

Hieronder als bladvulling, twee verhaaltjes over Alijntje. Hij speelde met een klein meisje hier, waar hij echt een beetje verliefd op was, en zei toen opeens tegen Bep: ‘mag ik haar mijn voeten laten zien?’ en daar Bep niet wist wat ze daarop tegen moest hebben, heeft hij schoen en kous van één voet uitgetrokken en dat meisje zijn teenen laten zien zeggend: ‘Zie je wel? Klein, hè? Vind je ze niet klein?’

Zonderling detail bij ontblooting, vind je niet?

Het andere grapje zal jou meer bevallen. Hij zegt tegenwoordig telkens: ‘vieze dit en dat’, een zoontje van Buning gelijk, en sinds hem dat met wat meer klem verboden is, heeft hij 't vervangen door ‘stommiteit’. Twee dagen geleden zei Bep tegen hem, aan tafel, dat iets wat hij daar deed nu een stommiteit was (‘dat noem ik een stommiteit’) en hij:

‘Neen, weet je wat ik een stommiteit noem? Dat heen en weer loopen op school. Zoo gek is dat. Alleen soldaten doen dat. Dat is geen loopen. Dat is oefening.’

Precies zoo. Hij gaat sinds een week op de bewaarschool hier en het schijnt dat ze daar moeten marcheeren. Vind je 't niet van een heerlijk non-fascisme?

Het 3e grapje vertelde ik je misschien al, dat komt als toegift. Bij Annie v. Schendel in Amsterdam zei hij opeens, zoo langs zijn neus weg:

‘Godverdomi, ik verveel mij’.

Niet ‘me’, maar ‘mij’, en ‘godverdomi’. Kan het meer fils d'auteur-achtig?

Jany heeft het er steeds maar over dat de wereld na de oorlog, ook als Duitschland het verliest, toch ‘totalitair’ zal zijn. Barden-pessimisme, of wat? Heeft hij gelijk? De Kadt meent van niet. Jij? - Ik weet er de ballen van.

Daarnet komen mijn exx. Willem van Hogendorp (met de avondpost). Aardig, maar het portret is toch niet zoo mooi overgekomen als ik dacht: de drukproef ervan was schitterend, en dit is vaal en gevlekt. Maar soedah. Het omslag is ook bepaald niet Salden's chef-d'oeuvre; wat rood-en-blauw!

Tòch aardig - ik ben er zeer mee in mijn sas.

Tot Zaterdag! Veel liefs voor Ant en van Bep, je

E.

Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).

 

Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie