J. Greshoff
aan
Menno ter Braak

[1 maart 1933]

Broeder,

Hierbij eenige kleine stukjes voor de rubriek Panopticum. Ik hoop dat ze in je smaak zullen vallen. En, zonder ongepaste ijdelheid, ik geloof het ook wel. Ze lijken me alle vier nog al geslaagd. Vooral ‘Wat dan Nog’ gaat me zeer ter harte. Ik hoor er ventueel wel wat over.

Ik hoor dat de Brusselsche vergadering waarschijnlijk niet doorgaat. Dat zou een teleurstelling voor mij zijn. Maar ik geloof dat de vergadering in Holland wel gemakken biedt. Je bent niet zoo aan tijd en ruimte gebonden. Als het niet doorgaat, wil ik toch het genoegen van een samenzijn niet missen. Ik kom dan eind van de maand een weekend bij jou. Een kussentje achter de kachel om op te slapen is er altijd wel.

Ik ben compleet misselijk van een correspondentie, die ik ontketend heb door in een brief aan Slau een opmerking over iets wat ik niet zuiver en juist in zijn gedrag vond, te maken. Daar wisselen Eddy en ik nu drie brieven per dag over!!! Nog gezwegen van de bisbieljes met Maurice. Het pad des armen dagbladschrijvers gaat niet op rozen!

Veel liefs van Aty, veel hartelijke groeten aan je zusje, een stevige hand van J A N

 

Je brief aan Eddy las ik. Ik zou je er graag over gesproken hebben.

 

Morgen Donderdag, leest Elsschot mij ‘Kaas’ voor. ten huize van Delen om 6 u. Kon je er maar bij zijn.

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie