J. Greshoff
aan
Menno ter Braak

[22 november 1933]

Woensdagochtend

 

Beste Menno,

Je brief deed mij buitengewoon veel plezier. Want het accent ervan, je verontwaardiging, openbaart mij eens en vooral je goede bedoelingen. Ik schreef mijn brief om me zelf te ontlasten van een vervelend gevoel, dat anders tusschen ons gebleven zou zijn en dat nu opgelost, vervluchtigd is. Er is dus geen reden om elkaar niet te zien; integendeel, het zou mij verdomd veel genoegen doen indien ik je vandaag nog zou kunnen spreken, om je ervan te overtuigen, dat er geen achterdocht of ook maar een zweem van boosheid is achtergebleven in mijn gemoed.

Het spreekt vanzelf, dat ik thuiskomende over het gebeuren napiekerde. En daarbij bleek mij, dat van heel dat lange gespek mij het duidelijkst was bijgebleven, je telefonisch aan Vic en Zijlstra gedane mededeeling: ik laat jullie niet in de steek; terwijl je mij wèl in de steek liet. Dàt hinderde mij. Het misverstand komt hieruit voort, dat is nu duidelijk,: ik achtte je toezegging-van-bereidheid te Brussel gedaan bindend en dus alle-latere-afspraken-primeerend, terwijl die toezegging voor jou niet de waarde had en veel meer ‘eventueel’ was. Aangezien ik gaarne aanneem, dat jij het ‘losjes’ bedoelde en je dat geen seconde euvel duid, verwacht ik van jou, dat je het mij niet kwalijk neemt, dat ik het definitiever bedoelde en aldus handelde en concludeerde. Ik zag een verraad, omdat ik meende een belofte te hebben; jý pleegde dat verraad NIET omdat in jouw geest die belofte niet bestond. Dat is duidelijk en geeft m.i. een voor ons beiden zeer, neen: volkomen bevredigende, oplossing van het ‘conflict’.

Ik hoop dat je het daarmede eens bent. Ik bedoel wérkelijk ééns. Mijnerzijds kan ik je slechts de oprechte verzekering geven, dat er door deze kleine, pijnlijke maar nuttige correspondentie klaarheid gekomen is en dat ik nu oprecht en volkomen overtuigd ben van je goede bedoelingen en je goede trouw.1)

Laten we hier nu, wanneer ook jij inderdáád en geheel bevredigd bent, de zaak onherroepelijk mede begraven. En ons niet laten verleiden door brieven van Eddy b.v om weer lange epistels te gaan wisselen, welke toch niets veranderen kunnen aan wat ik hier verklaar.

Ik kreeg een vriendelijke brief van Holkema, welke ik je heden doorzend en van Zijlstra, welke ik daarbij insluit. We wachten dus rustig een jaar af en gaan dan wellicht '35 samen in zee.

Ik heb even moeten lachen toen ik het bericht over FORUM las. Die gelijkgezindheid van jou en de Vlaamsche redacteuren, die zoo roomsch als gemalen poppen stront zijn, lijkt my problematisch!!!!

Met een hartelyke hand, gaarne en geheel

je Jan

 

1)deze verklaring impliceert mijn excuses, voor alle kwaad dat ik je ten onrechte in je schoenen schoof!

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie