J. Greshoff
aan
Menno ter Braak
[23 november 1933]
Donderdag
Beste Menno,
Hartelijk dank voor je brief. Dit is een pak van mijn ziel en mijn geweten. Als het in Augustus gebeurd ware zou ik het niet zoo zwaar hebben opgevat. Maar je weet ik leef sedert een paar maanden in een abominabele depressie: voel me lam, onmachtig en moedeloos. En ik ben dan zeer tobberig. Zie je wel, denk ik dan, niemand neemt je au sérieux, iedereen lóópt over je etc. etc. vandaar die heftige, onbillijke reacties mijnerzijds. Die zijn het gevolg van een gevoel van minderwaardigheid en vervolgd-zijn. Een gevoel dat geen enkele redelijke reden van bestaan heeft. Maar doe er maar eens iets aan! Als ik zoo ben meet ik alles heel breed uit en zoek overal wat achter.
Ten onrechte.
Ook weer in dit geval.
Goddank, ben ik door deze correspondentie van deze obsessie op dit punt geheel bevrijd.
Ik ben erg blij. Want we zijn zoo bijzonder op je gesteld en ik zou je niet graag uit mijn omgeving willen missen!
Tot Zaterdag 2 Dec. dan. Coenen komt de volg. week ook bij ons om te overleggen. Ik zal je de resultaten van zijn bezoek samenvatten.
Heel veel liefs van vrouw tot vrouw
een extra stevige hand geheel je Jan
Natuurlijk! schreef ik opgewonden en remloos als ik nu eenmaal ben heet van de naald aan Eddy!!! De staart uit Bretagne moeten we nu maar negeren. Ik schreef hem al 4 brieven daar ná om te zeggen dat alles in orde was!
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum