Menno ter Braak
aan
J. Greshoff

6 oktober 1937

Woensdag

 

B.J.

Ook ik heb ‘Het Vijfde Zegel’ uitgelezen, en met groeiende belangstelling. Toch ben ik niet zoo volkomen overtuigd als jij. Natuurlijk is dit werk gemeten aan een Joh. v.d. Woude of M. Dekker een enorm meesterwerk; maar houd het naast ‘Visser’, en het is het werk van een (phaenomenalen) erudiet, die zich soms te vaak op zijwegen begeeft, met name in het eerste deel. Daar verliest het verhaal m.i. zoozeer aan rhythme, door al die bezoekers, die slechts ten deele voor de ontwikkeling (immanent zoowel als exterieur) noodig zijn, dat men zich soms ‘opgehouden’ voelt. Niet verdeeld, inderdaad, daarvoor zijn de portretten te levend. Enfin, ik ga er vanmiddag over schrijven, na een paar dagen in de Greco - litteratuur gestudeerd te hebben. In ieder geval moet ik in de krant de qualiteiten duidelijk afbakenen tegen de Dekkers en Vrouwe Jacoben.

Het artikel van V.V. over Robbers is ontroerend, door de algeheelheid der overgave aan den waren criticus Robbers. Van ressentiment gesproken...

Thomas Mann heeft mij zeer geestdriftig geschreven over ‘Christus, de Antichrist’, in het Duitsch van Thelen. Hij wil het zoo spoedig mogelijk in ‘Mass und Wert’ publiceeren! Ik was door dien brief bepaald een beetje in mijn sas.

Ook van Eddy kreeg ik een prettigen brief, met eenige reminiscenzen aan den storm, maar verder zeer menschelijk. Ik zal hem je ter lezing sturen, nadat ik hem beantwoord heb.

Wat komt er nu nog van Brugge?

hart. gr, 2 × 2

je Menno

 

N.B. Rudie van Lier las mij gisteren een stuk voor, dat hij tegen V.d. Leeuw schreef. Hij wil het jou sturen, voor Gr. Ned. Nov. Het is kort, en ik vind het uitstekend. Bovendien is het zoo positief, dat de lezer het stuk van V.d. Leeuw niet behoeft te kennen.

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie