Menno ter Braak
aan
J. Greshoff
Den Haag, 23 april 1938
Den Haag, 23 April '38
Beste Jan
Hierbij een paar knipsels, die Eddy mij stuurde, met het verzoek ze aan jou te willen doorzenden.
Hartelijk dank voor je brief. We zijn dus beide weer boven water; ik viel met mijn neus in vele premières, maar het gaat weer, mijn slaap is weer normaal, en dat is al een massa waard. Maar toch heb ik het gevoel, dat deze periode mij een ‘kwartslag’ heeft omgedraaid; het gevoel van volkomen machteloos te zijn tegenover den Vijand no 1 (niet den duivel, maar de fa. Hitler & Co) verlamt mij bij tijd en wijle weer plotseling. Zoo gisteren, toen ik bezig was in mijn artikelen te schiften voor het boek, dat in den herfst bij Zijlstra zal verschijnen; wat heeft het eigenlijk voor belang, zegt een ‘tweede man’ in me. Maar dit alles is ‘rhythmisch’, en mijn vitaliteit heeft het gewonnen.
Van der Veen heeft zich uitstekend gehouden tijdens je afwezigheid. Hij maakt een prima leerschool door, getuige het stukje over Elsschot, dat zeer geslaagd was, en een resultaat op journalistiek gebied! - Overigens: ik ben wel eenigszins gedesillusioneerd door ‘Het Been’; hoewel het amusant is om te lezen, blijft de inzet m.i. ver beneden ‘Lijmen’. Ik ben daarover nu in drukke correspondentie met Alfons. Het is hem, vind ik, niet gelukt de figuur Boorman in deze episode werkelijk een tragisch (en daardoor geloofwaardig) relief te geven. Misschien kan hij dat verbeteren; in ieder geval gaat hij er nog aan werken.
Tijdens de laatste uithalen van mijn zenuwlijderij had ik nog een aardige conversatie met je zoontje Kees, die zich tot een volwassen menschelijk wezen begint te ontwikkelen. Het is altijd wat moeilijk om in een dergelijke verhouding den juisten toon te treffen, want ik ben er nog niet aan gewoon hem anders dan als knaap te zien; maar hij lijkt mij zeer intelligent en bovendien (wat meer waard is) een betrouwbare intelligentie te bezitten, die boven het spelletje van het ‘interessante denken’ uit zal kunnen komen. God geve, dat hij nu maar niet al te glad in de litteratuur valt! Dat is uiteraard het gevaar voor dichterskinderen. Laat hem modderen en niet te vroeg publiceeren, tenzij hij zelf het initiatief neemt: ziedaar een advies, dat je niet op behoeft te volgen. Zoo'n persoon moet niet het gevoel krijgen, dat hij door zijn vader in een litteraire positie wordt gezet, want dat zou hem op den duur opbreken, geloof ik. Hij is zelf best in staat zich er door te denken. Jan (Henri-Grêce) zag ik tot mijn spijt niet.
veel hart. gr. 2 × 2
je Menno
Ik kreeg een aardig briefje van Denis de Rougemont. Hij komt misschien naar Holland.
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum