Menno ter Braak
aan
J. Greshoff

Den Haag, 23 september 1938

23 Sept. '38

 

Beste Jan

Hierbij het walgelijke drukwerkje van Walschap terug. Het is overigens in zijn groteske smakeloosheid wel de beste weerspiegeling van smakeloosheid in het groot, die momenteel over Europa heerscht. Wie had dat, zelfs nog bij de overrompeling van Oostenrijk, voor mogelijk gehouden! Een Engelsche prime-minister onderhandelt op Duitsch grondgebied onder pressie van een vrijkorps, brengt den Hitlergroet, etc.! De blamage is zoo intens, dat er al niet veel meer te redden lijkt. Arme Tsjechen. Zou die Chamberlain kindsch of verkocht zijn? Laten wij er verder maar over zwijgen; er is toch niets aan te doen. Het ergste is nog de volkomen machteloosheid der menschen van goeden wil.

Ik werk ook zooveel mogelijk automatisch door, zonder eenig werkelijk pleizier. Als de omstandigheden niet nog gekker of tragischer worden, wil ik je met genoegen aan een stuk voor het Weekblad helpen; even afwachten. Hein is zeer gebruind weer teruggekeerd; hij heeft het bijzonder naar zijn zin gehad.

Mocht je lust hebben naar hier te komen, je bent, zooals je weet, altijd welkom. Ons eenige troostpunt in dezen tijd is het particuliere leven: Coclico de kater, en de menschenvrienden. Geve god, dat het apocalyptisch dier toch nog binnen onzen leeftijd stikt in zijn braaksel! Ik zou dat zoo verdomd graag meemaken. Verder heb ik niet veel wenschen meer voor de toekomst, maar deze is uiterst krachtig.

Die zaak van het Zondagochtendblad was inderdaad meer dan zot. Er moeten minstens vier man geslapen hebben, eer de brave Hendrik zoo staatsgreepachtig mijn plaats kon veroveren. Curieus voor de nerveuse stemming is, dat ik opgebeld werd door Van Crevel, die dacht, dat ik eruit gegooid was... bij nacht en ontij!

Dat De Lang poëzie mint, heb ik dikwijls gemerkt; alleen heb ik niet gemerkt, wat hij met deze minnarij precies doet in verband met zijn zakenmansmoraal. Ik houd het voor een rest van zijn domineesopvoeding.

De ƒ42 hebben je, hoop ik, bereikt?

Het beste voor jullie allen. De herinnering aan La Verne sterkt ons nog steeds; dàt hebben we tenminste nog in rust en vrede genoten, alsof er geen Hittelaar en Müselein bestonden. En wie weet (afkloppen) komt er niet nog eens zoo'n zomer!

hart. hand

je Menno

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie