J. Greshoff
aan
Menno ter Braak

15 april 1939

15/4 '39

 

Beste Menno,

Het resultaat van een lang gesprek met Lecq heb ik je in een min of meer officieelen brief gemeld. Hij bemoeit zich uitsluitend met de texten en alle verbintenissen met de buitenwereld (uitgever, pers etc) loopen uitsluitend ook over jou.

Hij maakte zich alleen nog ongerust over de redactie van één punt in het contract dat zooals je je herinneren zult ook mijn aandacht trok.

Verbindt de uitgever zich tot het publiceeren van de text der commissie van alle uitgaven of alleen voor zooverre het inedita betreft? Stel je daar nog even van op de hoogte.

Waarom beklaagt Z. zich over het niet in-orde-zijn van de def. text der Novellen, als hij zelf het m.s. dat als basis moet dienen onder zich houdt. Hij had dit m.s. aan de commissie moeten voorleggen. Vraag hem er naar s.v.p. want zonder dat kan Lecq niets beginnen. Heeft hij het, dan ligt binnen 14 dagen een project voor de commissie.

Ik geloof dat alles nu in orde is. Lecq is onschadelijk gemaakt, zonder dat hij zich beleedigd of zelfs maar gepasseerd acht. Hij is blij van de buitenwereldsche zaken verlost te zijn. Zoodat de commissie én hij met deze oplossing tevreden zijn.

 

x x x

 

Zooeven (nl bij toeval hedenochtend) krijg ik De Stem 1 April in handen met Tielrooy's Bijdrage tot de Kennisse Greshoffs. Het stuk is veel te lang en niet puntig genoeg. Hij heeft natuurlijk groot gelijk, dat ik onrechtvaardig tegenover Duhamel ben; maar hij verzuimt te vermelden dat ik geen enkele aanspraak op rechtvaardigheid maak! Hij begrijpt het verschil tusschen een uitval en een academisch betoog niet! En hij gevoelt de lyrische drift van mijn stuk blijkbaar niet.

Je zoudt mij een groot plezier doen, wanneer je dezer dagen De Stem besprak en dan even opmerken wilde dat mijn stuk inderdaad, gelijk Tielrooy betoogt, onrechtvaardig is; alleen dat het mijn bedoeling was onrechtvaardig te zijn en dat de onrechtvaardigheid in het genre behoort.

Wanneer een teleurgesteld minnaar een haatzang op zij geliefde dicht is hij ook onrechtvaardig en de notaris van haar familie zal het niet moeilijk vallen tal van deugden van het meisje op te sommen, waartegenover die onrechtvaardigheid onomwonden blijkt. En toch heeft de dichter gelijk, omdat hij niet anders dan onrechtvaardig zijn kán!

Vandaag ben ik nu toch wel zóó terneer gesmakt als ik nog niet was. Dit leven is dunkt mij niet lang vol te houden; er moet een oplossing komen, hoe dan ook.

Veel liefs voor A.t.B.F. van ons beiden

geheel je Jan

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie