Menno ter Braak
aan
J. Greshoff
Den Haag, 31 mei 1939
Den Haag, 31 Mei 1939
Beste Jan,
Ik heb opzettelijk tot den laatsten datum van de agenda, die Nini mij opgaf, gewacht, om je naar Mombasa te schrijven, aangezien ik hoop had, je dan iets definitiefs te kunnen berichten over den stand van zaken aan Het Vad. Maar er is nog niets, dat een beslissing brengt; dus gaat deze zonder zekerheid in zee. Voordeel van het wachten is, dat wij vanmorgen je brief uit Port-Said ontvingen, zoodat ik je daarvan de goede aankomst nog kan melden.
Wij waren na jullie vertrek zeer droevig; ook voor ons (dank voor je levensteeken uit Marseille) verdwijnt door deze reis een stuk leven, waarzonder we ons het bestaan nog niet goed kunnen indenken. Gelukkig, dat het ons gegeven was, de laatste dagen in Parijs zoo allerprettigst door te brengen en niet voortdurend aan het afscheid te denken; maar daardoor werd het laatste moment wel erg beroerd. Wij konden dien nacht niet slapen, ik had allerlei fantastische semi-droomen, in een soort tusschentoestand. Den volgenden dag ontbeten en lunchten wij nog met Jany; 's avonds waren we weer in Den Haag. Eerlijk gezegd, noch Jany, noch ik gelooven aan je bekeering tot Afrikaander, en dat geeft ons hoop op de toekomst; in deze soort wereld moeten de menschen, die elkaar na staan, toch eigenlijk maar niet al te zeer in de diaspora blijven. Jany is ook al doorgaans onbereikbaar, en voor ons hier in Holland blijft er maar weinig over.
Den Dinsdag na mijn terugkeer uit Parijs had ik weer een gesprek met v.d. Bergh en Kraus, die me een concept voorlegden, waarin een deel aan mijn grieven tegemoet werd gekomen, maar... de religie en de politiek nog kalmpjes waren blijven staan! Ik heb nu een tegenvoorstel ingediend, waarin die zotte bepaling wordt geëlimineerd, maar daarop is nog geen antwoord binnengekomen. De heeren waren zeer bijzonder vriendelijk en beschouwden mij al als een teruggekeerden verloren zoon; daarmee wilden zij mij maar pardoes weer in het Vad. schuitje laten stappen. De zaak is natuurlijk, dat zij ook Swart willen sparen, en zij verzekerden mij dus steeds maar weer, dat dit papier eigenlijk maar een handleiding voor binnenshuis was, dat mijn positie nu al zooveel sterker werd etc. Maar na overleg met Van Crevel en Wim heb ik van die vriendelijkheid voorloopig nog geen gebruik gemaakt. Ik ben heelemaal niet stroef, en ben over allerlei bijzaken al heen gestapt, maar de hoofdzaak (de principieele kant van de quaestie trouwens, waarom alles begonnen is) is voor mij de vrijheid om te schrijven over dingen, die in den ruimsten zin met de cultuur samenhangen; daarbij zijn politiek en religie evengoed inbegrepen als de litteratuur, en misbruik van die vrijheid heb ik tot dusverre nooit gemaakt. Ik verwacht nu toch wel, dat er deze week eenig bericht zal komen; lang kan het geval niet meer traineeren. Ik heb overigens deze Zondag doodkalm over Lier en Lancet geschreven; Leopold fungeerde onder dat artikel met een advertentie over De Nieuwe Elite. Nogal een pikante en amusante pagina dus voor de ‘kenners’ van het conflict!
Wij denken over de toekomst voorloopig maar zoo weinig mogelijk na. Als ik blijf, ben ik toch van plan, zooals ik je al zei, om iets anders te zoeken op den duur. Ga ik in September weg, dan ligt een zee van onzekerheid voor me, die mij niet afschrikt, op dit oogenblik. Ik ben niet invalide, heb weinig vaste verplichtingen, kan het wel even uitzingen; bovendien heb ik het gevoel, dat ik bij Het Vad. wat uitgeschreven raak, en een andere richting moet inslaan. Practisch heeft het zeker voordeelen als de zaak in orde komt, maar dat is dan ook alles. Mocht het zoover komen, dan zal ik ook voorstellen, dat men jou weer verzoekt om je medewerking te hervatten.
Verder niet veel nieuws. Ant werd verleden week plotseling hevig ziek, door verkoudheid, maar zij heeft zich in een week tijds weer hersteld en is nu de oude. Ik schrijf naar de volgende haven, en zal dan, hoop ik, meer weten over Het Vad. Veel hartelijks, ook van Ant en voor Aty en de jongens,
een bijzondere handdruk van je
Menno
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum