J. Greshoff
aan
Menno ter Braak

Kaapstad, 9 september 1939

‘La Verne’, Kloofnekweg, KAAPSTAD

9/9 '39

 

Beste Menno,

Zooals ik je al schreef, is er geen bepaalde datum voor het vertrek der vliegdiensten meer. Met de fraaie regelmaat van voorheen is het thans uit. De berichten uit Polen zijn niet sterk opwekkend, ik hèb het niet op die vrijwillige inkrimpingen van het front, wanneer dat met het verlies van de hoofdstad gepaard gaat. Men maakt zich altijd nog illusies! Ik had gedacht dat die veertig millioen Polen toch wel wat méér mans zouden zijn! Vanmorgen dronk ik een kop koffie met Du Prez Scholz, die juist verleden jaar bij De Vooys gepromoveerd is en nu lector aan de Universiteit. Een rustig, aangenaam iemand, zeer anti-fascisitisch. Maar hoe prettig dat gesprek en vele gesprekken hier ook verloopen mogen, ik mis er de sous-entendus, het onuitgesprokene in, dat je met vrienden hebt. Een gesprek onder vrienden is altijd iets méér dan een gesprek. Hier nu houd ik uitsluitend gesprekken-zonder-meer. En om dat meer is het nu juist te doen! Ik blijf hier volkomen een vreemde, althands voor mijn eigen gevoel. Ik heb een mooie ruime kamer, die ik zelf geheel naar mijn smaak heb ingericht; een kamer fraaier en gerieflijker dan ik ooit bezeten heb. En toch denk ik met verteedering aan het hokje in Brussel, waar ik heel wat op gevloekt heb! Dit is een vertrek zonder geschiedenis. Ik heb er niets aan overgedragen en ik voel, dat ik niet de kracht en niet de lust heb dit te doen. Ofschoon volgens alle regelen der kunst en voor veel geld ingericht, zit ik <hier in het huis> toch méér op een schopstoel dan ik in menige huurkamer in Parijs of Italië gezeten heb. Ik heb me dikwijls heerlijk thuis gevoeld in het provisioire (denk maar eens aan het echte La Verne); Ik voel me volkomen vreemd in dit definitieve, vreemd en gereed om morgen alles achter te laten. Zelfs mijn boeken zijn mij in dit onverschillige milieu onverschillig geworden.

Ik vraag mij af of dit alles nu alléén het gevolg is van deze verplaatsing? Zou het niet zijn, dat ik inderdaad over het (niet zo héél hooge) hoogtepunt van mijn leven heen ben en nu nog maar zoo'n beetje scharrelen moet om met god en met eere mijn eindje te halen?

Ik betrap me nu voor het eerst op een gevoel, dat ik nooit gekend heb: jalousie. Ik ben jalours op iedereen die nu in Europa, waar dan ook, op zijn manier deel neemt aan de gebeurtenissen. Ik sta buiten de schutting door een kiertje te gluren. Niet dat dat schouwspel op zichzelf zoo boeiend of verkwikkelijk is: verre van dien; maar zij die het aanschouwd hebben kunnen er samen over praten, ze hebben een gemeenschappelijke ervaring, hoe ellendig die ook zijn moge. kan niet meer meepraten met jullie allen, ik ben buitenstaander geworden.

Het hindert mij ook zeer dat ik niet aanwezig kan zijn bij de aankomst van Eddy. Dat ik de ontwikkeling van Adriaan, die mij zoo ter harte gaat, niet meer kan volgen. Dat ik Groot Nederland, waar ik werkelijk in opging, niet naar behooren verzorgen kan. Dat ik, wanneer ik over x jaar terugkeer, een vreemdeling in jullie midden zal zijn. Ik heb nooit iets gevoeld van leeftijd. Ik heb alleen aan uiterlijke merkteekenen waargenomen dat ik ouder werd. Nu voel ik mij ouder; de veer is gesprongen. Het verschil is groot. Vroeger had ik, hoe beroerd het ook ging, hoe angstig en zorgelijk we leefden, altijd plannen voor de toekomst; nu is de toekomst volkomen voor mij weg gevallen en ik leef geheel in het verleden. Wat er in de toekomst komen kan laat mij koud omdat het toch niets goeds kan zijn. Maar ieder kleinigheidje van vroeger krijgt een zeldzaame waarde. Ik kan mij urenlang zoet houden met het herleven (en daarbij natuurlijk verfraaien) van de geringste gebeurtenissen uit het verleden. Mijn optimisme projecteer ik niet meer naar voren, doch naar achteren. Is dat niet het meest kenmerkende seniliteitsverschijnsel??!! De laatste Brusselsche jaren, de hemel weet hoe ik ze gevloekt heb, lijken mij nu één onafgebroken zaligheid. Ik ben bereid de heeren Vlamingen en bloc genie toe te kennen, wanneer ik morgen weer naar de Auguste Reyers getooverd was!!!

Ik neem het mezelf kwalijk, dat ik je weer met altijd dezelfde klachten aan boord kom, de briefwisseling wordt op die manier alles behalve gezellig, maar het is sterker dan ik. Het zit me zoo hoog, dat er over schrijven moet of niet schrijven. Te meer daar ik in deze brieven mijn eenige veiligheidsklep bezit. Thuis houden we ons allen bijzonder goed. Ik vermoed echter, dat vooral Jan het hier verre van gemakkelijk heeft. Hij zit heel veel alleen. Kees heeft in een minimum van tijd een even beeldschoon als intelligent deerntje opgduikeld waar hij mee ‘geselst’ en (hoop ik) vrijt. Maar zelfs hij mist desondanks zijn atmosfeer. Alleen Aty schikt zich wonderwel. Zij heeft huis en tuin die haar opperbest aanstaan, geniet van het weer. Schrijft trouw en ijverig haar stukjes voor de verschillende bladen. En vraagt niet heel veel meer. Ik dacht, en dat is mijn grootste misrekening, dat ik veel losser van mijn omgeving stond dan in werkelijkheid het geval was en dat ik ook met een goed huis, een meer dan goed klimaat, en tijd en rust voor eigen werk, gelukkig en tevreden zou kunnen zijn. Dit nu blijkt niet het geval te zijn. Mijn allerberoerdste perioden in Europa, bv Maart '38, lijken mij prettig bij dit. Ik ben toen zooals je weet naar Putten gegaan en weer wat opgeknapt. Nu kàn ik niet naar Putten! Vroeger waren er ups en downs, nu is er een stille, gelijkmatige, ondoorzichtige gedruktheid, zonder crises, maar ook zonder perioden van uitbundigheid. Het gevolg hiervan is een volkomen gebrek aan zelfvertrouwen. Het werk vlot niet en ik vind al wat ik deed en doe en doen zal niet de moeite waard.

Je kunt je wel voorstellen wàt onder deze omstandigheden brieven van vrienden voor mij beteekenen. De jouwe in de eerste plaats. Ik zit nu te hunkeren naar berichten van Janij en Mauk Esser, die weer eens wat moeten laten hooren. Ook van Eddy, die zich zalig boos gemaakt heeft over Dichters van dezen Tijd, de gelukkige van dat nog te kunnen!, - zou ik graag eens een lang epistel ontvangen vooral over hemzelf. Dick moet ook eens levensteeken geven!

Summa summarum: het is geen pretje om gepensionneerd te zijn.

Met heel veel liefs van allen voor Ant en jou, een volgende maal beter, een hartelijke hand van geheel je

Jan

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie