Menno ter Braak
aan
J. Greshoff

Den Haag, 19 februari 1940

Brief V

 

19 Febr. 1940

 

Beste Jan,

Met vreugde successievelijk ontvangen je missives 20 t.e.m. 24. De laatste dus van 24 Januari; eenige verbetering is er wel in het verkeer, tenminste zoo komt het mij voor. Ik schreef weer geruimen tijd niet, aangezien ik het overdadig druk had, en nog heb helaas. De vertaling van Rauschning moest met spoed worden vervaardigd, het tooneelseizoen begon opeens weer raar te doen, het boekje over Vestdijk moet onderwijl geschreven worden etc. Maar je begrijpt, dat deze onmacht geen onwil is; je herinnert je zelf, hoe het gaat met die eeuwige krantenschrijverij er nog bij. Ik had zelfs nog geen tijd om de bundels van Louw, die mij bereikten (dank!) door te nemen. Binnenkort hoop ik weer meer lucht te krijgen, Hitlero volente (want dat is hier het refrein, nog steeds). Ook kregen wij de overheerlijke plaat met Civitas Dei en Diaboli, die ik dadelijk op de WC heb gehangen, maar die waarschijnlijk binnenkort naar de badkamer verhuizen zal, omdat wij er dan rustiger van kunnen genieten en bijbelvast worden. Hoe innig-compleet is zooiets! Ik was er verrukt over. Ook het rapport Holl. Weekbl. doorgenomen en aan Nijkerk gezonden; dat schreef ik al, meen ik. Nijkerk antwoordde mij, dat er ook van jouw kant schuld was, dat je artikelen wegens al te polemische gezindheid niet waren opgenomen etc. Nogal zonderling, en onverkwikkelijk; de heer Alderwerelt wist toch zeker al lang en breed vòòr je vertrek, dat je polemisch was? Ik krijg den indruk, dat Nijkerk in dezen als zakenman wil optreden; je bent weliswaar te goeder trouw, schrijft hij, maar vergeet, dat A. onderwijl onbetaalde rekeningen voor je heeft afgedaan; en dat je zoo hard voor het Wkbl. hebt gewerkt, ontkent hij ook; hij spreekt van het ‘enkele uurtje’, dat je aan de zaak placht te geven. Ik geloof, dat deze zakenlieden geen begrip hebben van het werk, dat tusschen die ‘uurtjes’ door wordt gedaan. Maar enfin, onverkwikkelijk is het zeker, en Nijkerk voelt hier meer voor het standpunt A. dan voor het jouwe, kan ik wel merken. Ook met Simon ben ik over het geval in correspondentie geweest, aangezien hij de litt. kroniek had overgenomen. Ik begrijp dat niet heelemaal en heb hem er tweemaal op gewezen, dat dit zaakje volgens mij niet zonder luchtje was. Maar hij schreef mij onlangs, dat hij zich daarover met jou in verbinding had gesteld en ik wacht dus maar op het resultaat van die besprekingen. In deze dingen is Simon nu eenmaal anders dan jij en ik, en zeker minder impulsief. Overigens schijnt het Holl. Wkbl. volgens Nijkerk zeer slecht te gaan, omdat de advertenties uitblijven. Ik weet niet, of het tot je is doorgedrongen, dat je door je verhuizing een recordwinter hebt misgeloopen, die niet mis is. Heden 19 Febr. zitten wij nog in sneeuw en ijs, en het lijkt er nog niet naar, of het zal ophouden. Van nieuwjaar af, met enkele korte onderbrekingen, hebben wij aanhoudend vorst en sneeuw, tot razend wordens toe. Alle winters sedert 1830 schijnen geslagen te zijn. Ik fiets al lang niet meer, want het is niet te doen met deze temperaturen.

De alarmtoestand in Januari was niet zoo spannend als in November. Eigenlijk heeft niemand er zich iets van aangetrokken; men went aan die dingen. Zoodra Hitler serieus wordt, zal dat wel anders worden; maar zàl hij serieus worden? Wij weten er niets van; misschien weten we meer, als jij dezen brief krijgt. Wij hebben gisteren juist zeer genoten van de historie met de Altmark, waar de Engelschen even 300 krijgsgevangenen afgehaald hebben. De mofsche hypocrieten schreeuwen nu moord en brand: dezelfde lieden, die mir nichts dir nichts neutrale schepen in den grond boren bij de vleet! Wat een strontvolk! Ik ben van plan om mijn kroniek in Gr.Ned. dit jaar hoofdzakelijk te gebruiken als ‘oorlogsdagboek’, Hitlero volente, want de actie tegen de misdadige neutralisten hier te lande moet flink worden aangepakt. Het idee alleen, dat wij, omdat wij oorlogsonthouders zijn, in dit conflict neutraal zouden zijn!! Toch doen de liberale bladen (om van Het Vad. maar heelemaal niet te spreken), alsof!

De werken van Slau verschijnen nu compleet in 1940; de deelen poëzie in het voorjaar. Er is echter nog niets van klaar in schoone proef. Zijlstra zal je alles zenden, wat hij aan belangrijks uitgeeft, heeft hij mij geschreven, dus je krijgt die deelen natuurlijk ook automatisch.

Het boekje van Cohn heb ik; het lijkt me matig, maar er staan wel eenige dingen in, die van belang zijn voor de Nietzschevorsching. Ik houd echter niet zoo bijzonder van die vorschen, en Podach is dunkt mij nog een van de beste van allemaal.

Van Rantwijk had je al nieuwe Gr.Ned. laten zenden, toen ik hem opbelde. Hij is zeer actief, en een voortreffelijk leider van de loopende zaken. Ik hoop, dat deze nieuwe ex. niet getorpedeerd worden; het wordt steeds onzekerder op de zee, en voor den heere A.v.d.V. lijkt me deze overtocht ook niet bijzonder prettig; hij moet door de mijnen heen.

Is v.W. Louw al klaar met zijn geschrift voor de V.Bl. of is hij geheel episch geworden? Mijn artikel voor de Brandwag schijnt nog steeds niet geplaatst te zijn, tenminste ik ontving nog niets.

De Vondelrel is weer wat gekalmeerd, maar bolle ton zal zeker zijn stoeltje krijgen, waarop hij vurig geaast heeft. Van Eyck is een taai polemist, moet ik zeggen, als hij eenmaal beet heeft, laat hij niet meer los. Hij is erg geschikt, ik mag hem graag, heb hem door deze gemeenschappelijk gedreven polemiek weer beter leeren kennen. Alleen woont hij zoo godsgruwelijk ver uit de buurt, dat het moeilijk is hem te bezoeken.

Eddy heeft zijn brochure ‘Multatuli en de Luizen’ ondergebracht bij Contact; zijn Sjaalman-boek verschijnt bij Stols. Die Multatuli-zaak ruischt steeds nog maar door in de pers; E., jij en ik, benevens natuurlijk Pee, worden zeer verguisd om onze Multatulivereering. Hoe verbaasd was ik dus, toen ik, bij een lezing die ik op verzoek van mijn zwager de vakphilosoof hield te Doetinchem, den voorzitter hoorde mededeelen ter inleiding, dat enkele menschen waren weggebleven, omdat die Ter Braak Mult. toch wel zou afbreken! Toen ik hem in de pauze vroeg, hoe dat zat, aangezien ik meende als Mult.maniak bekend te staan, antwoordde hij, dat dìt nog niet tot D. was doorgedrongen, maar wel het feit, dat ik alles afbrak, dus natuurlijk ook Mult. Tableau!! Overigens schijn ik volgens bericht van Bartling den lieden te zijn meegevallen; althans een van de dames, die er waren, was den volgenden dag op de Leeszaal gekomen en had gezegd, ‘dat ik een gewone, aardige man was’, en of dat boek ‘De Gemaskerde Burger’ iets voor haar was! Je ziet: zoo wordt men toch populair.

Het valt me op, dat Eddy toch veel verandert is, sedert Indië, al merkte ik dat niet dadelijk. Hij is veel sociabeler geworden; wij komen door hem zelfs op visites, waar wij anders nooit kwamen. Het doet hem geen kwaad, want zijn polemische houding is daarbij dezelfde gebleven; alleen een je ne sais quoi van vriendelijkheid en mildheid is er aan toegevoegd. Vaak beoordeelt hij de menschen zachter dan ik; had je dat voor mogelijk gehouden? Ik denk, dat het contrast met Indië hier wel een woordje mee spreekt.

Verder niet veel nieuws. Mijn boekje De Duivelskunstenaar schiet aardig op, maar het is niets dan een intermezzo. Het boek, dat ik werkelijk schrijven moet, wacht, zooals je weet, op den val van Hitler en op Zuid-Afrika. Ant rekent er op, dat de oorlog spoedig uit zal zijn en dat wij in September naar jullie toe kunnen komen; maar ik ben minder optimistisch. Laten wij ondanks dat het beste hopen. Ant wil ook steeds aan Aty schrijven, maar je weet hoe dat gaat; zij werkt meer in leder dan met de pen. Ach, ware die nachtmerrie <ik bedoel de oorlog, geenszins het leder!> maar eens voorbij!

Ik hoop je spoedig weer te schrijven, maar wanneer precies kan ik nog niet zeggen, aangezien de Duivelskunstenaar veel haast heeft. Wees dus edelmoedig en blijf viermaal zooveel schrijven als ik. De Zondagsbladen zijn ook een beetje brieven.

Huisgenoot ontvangen; een aardig stuk over Tim c.s. Ik geeft het aan Eddy door.

Heel veel hartelijke groeten over en weer,

en een hand van je

Menno

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie