J. Greshoff
aan
Menno ter Braak

Kaapstad, 5 maart 1940

5 Maart '40

 

Beste Menno,

Daar ik jou inzage gegeven heb van mijn rapport betreffende Het Holl. Weekblad, is het mijn plicht, een aangename plicht, je dadelijk te melden, dat blijkens een heden ontvangen brief van Nijkerk Aldewereld mijn opvatting en mijn voorstellen aanvaardt. Ja, hij gaat nog verder. Ik stelde voor een afbetaling van zijn oude schuld in maandelijksche termijnen van vijfentwintig gulden; hij heeft aan Nijkerk de gehééle achterstand ineens betaald, zijnde 727,- gld. We zijn daarmede op effen bodem gekomen. Wel blijft het feit bestaan, dat hij mij op 1 maart jl negentigduizend belg frs, ongeveer vijfduizend vier honderd gulden, volgens afspraak en belofte, terug had moeten betalen; maar ik neem aan dat er force majeure in het spel is. De oorlog is fnuikend voor hem. Verder zijn ook de voorstellen voor de toekomst aangenomen. Je herinnert je, dat we de voortzetting van Aty's wekelijksch artikel en een maandelijksch artikel van mij, redelijk achtten. Hiermede gaat hij eveneens accoord.

Nu alles zoo vlot verlopen is, vraag ik mij af, wat de man bezielde en waarom hij het zoover heeft laten komen? Als hij van zins en in staat is te betalen, hetgeen door zijn storting bewezen wordt, had hij al die ellende niet overhoop behoeven te halen. Ik geloof, dat Bob deze zaak met zéér veel takt en doortastendheid aan de vork gestoken heeft en ik ben hem daar zéér dankbaar voor. Ten eerste ben ik blij dat die zaak zelf uit de wereld is, ik houd niet van ruzie en ik vind het zoo'n rot gevoel gedonderd te worden; ten tweede was ik erg blij met dat groote bedrag, waarmede ik een flink deel van mijn door mijn verblijf alhier ontstane schuld kan afdoen; ten derde komen eenige inkomsten, als is het niet véél, mij uitermate te stade. Ieder gulden welke ik verdien, behoef ik niet van mijn centje-voor-den-ouden-dag in te teeren.

Ik weet alleen nog niet hoe dat nu met Simon gaat. Hoe te vermijden dat we hetzelfde onderwerp behandelen?? Ik heb hem hierover uitvoerig geschreven en we vinden er zeker wel iets op. De beste kerel kon onmogelijk weten, toen hij met A. onderhandelde hoe mijn verhouding tot A. was en nog véél minder, dat ik een voorstel in de pen had betreffende die rubriek; anderzijds wist ik toen ik mijn voorstel formuleerde NIETS van eenige onderhandeling met Simon. Ziehier een wonderlijke samenloop van omstandigheden.

Nieuws is er verder niet. Ik wou echter niet wachten met je dit ten slotte toch goede nieuws te melden. Véél liefs van Aty voor beiden, steeds

geheel je

Jan

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie