Menno ter Braak
aan
J.M.B. Stolte [Wiesbaden]

Rotterdam, 2 september 1929

Rotterdam. 2 Sept. 1929

 

Mijn lieve Hanneke.

Hoewel ik nog geen inkt in huis heb en zoo juist, bij het roekeloos en helaas ook noodeloos optillen van een loodzware koffer nogmaals een afleggertje van het ‘spit’ deelachtig ben geworden, wil ik je toch gauw één en ander schrijven over de stand van zaken in R'dam. Je moet het dus ditmaal met potlood doen, want anders wordt het te laat voor de verzending.

Nu dan, gisteren togen Wim, Jan en ik gezamenlijk weer uit Eibergen weg, om in Amersfoort uiteen te gaan; ik niet naar Amsterdam! Mijn stemming was slecht, en bovendien was het nog bar vol door Zondag en vacantie. Bij het station-Maas was geen taxi meer disponibel, zoodat ik op een trammetje naar de Binnenweg sukkelde, ook al zwaar gevuld. Toen ik dus plotseling aan de deur stond, had ik geen lust meer om verder te leven in een volkomen nuttelooze wijk van een nuttige stad. Maar toen ik binnen kwam en de (werkelijk erg geslaagde) lamp opdraaide, viel het me toch dadelijk op, hoe buitengewoon gezellig de kamer er bij avond uitzag. Het was: in orde, en inderdaad ging ik met hoed en jas nog aan ronddwalen. Ik moet zeggen, dat ik ieder moment optimistischer werd. Je hebt de avondeffecten nog niet gezien, maar die zijn uitstekend. De gordijnen zijn wel niet mooi, maar ze vallen niet op door hun donkere kleur. De schemerlamp doet het ook prachtig tegen de shawl aan, waarnaast jouw kinderportret nu hangt. (Ik kon het onmogelijk tusschentijds bij Gerbrands afgeven en nam het dus maar mee zoolang).

Na veel heen-en-weer gescharrel (alleen het pianospelen liet ik na, omdat het al ontzettend laat was), ging de nacht in. Ik heb nog nooit de eerste nacht in een vreemd bed kunnen slapen, ook 22 Juni niet, en dus nu ook niet; ieder geluid dringt tot me door en geeft me raadsels op. Zoo speelden er boven ergens muizen en ruischte er den heelen tijd door iets van een waterleiding. Je begrijpt, dat het met de slaap absoluut niet vlotten wilde, hoewel het bed wel goed is. Maar dit zal wel beteren, denk ik. Zulke geluiden verdwijnen later uit je gehoorkring.

Niet erg frisch stond ik dus op en ik schoor mij met koud water, maar... in hemelsblauwe pyama! Dat maakte erg veel goed. Nieuwe ontdekking was het ontbijt, dat bij de huur is inbegrepen; het liet niet te wenschen over en het was me zelfs te veel. De wortelboerin blijft in alle opzichten hulpvaardig en geschikt.

's Morgens (dus vanmorgen) begaf ik me Lyceumwaarts, waar ik Schrijver vond, die me nog van allerlei op de hoogte stelde. Ik merk wel, dat het toch een echt Lyceumpje is; er zijn ‘klassecaptains’, leerlingen, die het woord doen, verder ook klasseleraren, d.w.z. iedere leeraar krijgt een klas, waaraan hij zijn bijzondere aandacht moet wijden; bij mij is dat G IV. Morgen zal ik daarover maar vast eens een ironisch praatje over afsteken; misschien kun je van dat bakerschap dan nog wat maken. Alles is trouwens erg ingewikkeld, omdat er van alles door elkaar loopt. Eenige collegae drentelden er ook rond en er werd ook admissieexamen afgenomen, zoodat de vereischte sfeer me al weer toewoei.

Nu gaat het morgen erg plechtig beginnen; komt laat ons casimieren! Om 9 uur leraarsvergadering, om 10 uur bijeenklonteren der leerlingen, die dan worden toegebabbeld door Schrijver, waarna de klasseleeraren zich met hun klasse naar de lokalen begeven, om de plattegrond op te maken en de namen te noteeren. Daarna dwalen de leeraren door alle andere klassen rond, om hun uren te verdeelen; en voor die dag is de zaak afgeloopen. Woensdag begint dan de normale cursus, die duurt tot de herfstvacantie (28 Oct. ± 2 Nov.). Wat zeg je van dit laatste nieuws? Dat intermezzo zal niet versmaad worden!

Na de koffie heb ik nog allerlei uitgepakt; en nu ga ik dadelijk een fiets kopen, want de mijne was niet meer bruikbaar. En vanavond: ik vrees dat ik wel ‘ins Kino’ zal gaan.

Ziezoo, dat zijn dus de omstandigheden. Hoofdzaak is, dat de kamer me nu al heelemaal geläufig is geworden; je hebt alle eer van je werk, hoor! Zonder jou had ik er niets van gemaakt. Maar toch, uitstel van trouwen zal het niet zijn, want het blijft toch een noodbehulp.

Je brief was heerlijk en bovendien grappig juist, omdat ik ongeveer het heele programma had afgewerkt, toen ik het in je brief nog eens voorspeld overlas!

Ja, ik dacht ook wel, dat de maternale begroting niet ongewijzigd door jou zou worden overgenomen. We zullen dat samen wel opknappen, hoor! Ik zal je niet alleen met deze zwarigheden laten tobben, dat beloof ik je!

Het eerste hoofdst. van het boek is omgewerkt en naar de Vrije Bladen verzonden. De rest hoop ik nu zoo tusschen de werktijden door te kunnen bijvijlen.

Woensdag is dus het groot-amerikaansch huwelijksfeest. Wat ik Zaterdag ga doen, weet ik nog niet precies.

Nu moet ik omgaand mijn fiets gaan koopen. Het wordt wat irreëel om op papier te zoenen, maar het moet nog; dus, dus… Dag!

jouw Menno

 

Veel pleizier in de Harz! Groet de familie hartelijk van me!

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie