Menno ter Braak
aan
J.M.B. Stolte [Wiesbaden]

Eibergen, 28 augustus 1929

Eibergen, 28 Aug. 1929

 

Mijn lieve en liefste Hanneke.

Nog gauw wil ik je vanavond op je lange brief antwoorden, zoodat je nog in Wiesbaden iets van me te hooren krijgt. Vandaag was oom Nico de heele dag over, zoodat er begrijpelijkerwijs van afzondering en schrijven niets kwam; we gingen bij de molen zwemmen en reden auto, dat alles ‘begunstigd’ door je prachtigste zomerweer. (Ik ril nu al als ik aan Rotterdam denk!) v.R.A. was geheel in vorm, bruisend van levenslust en eenigszins vileinig-spottend, omdat hij niet meer naar school hoefde en ik wel. Enfin, nauwelijks heeft hij zijn heftig ersehnte Ruhe, of hij wil weer lesgeven... Maar zoo was het dus vandaag een hevige drukte, met groote debatten.

Gelukkig: gisteravond heb ik de laatste letters van het Carnaval getikt! D.w.z. in de voorloopige redactie, zoodat ik nu aan het omwerken ga beginnen. In ieder geval is de vorm in groote lijnen klaar. Het afmaken bezorgde mij de gewone katterige sensaties: dat iedereen het wel gekund had en dat het eigenlijk niets om het lijf heeft, etc. Dat is nu mijn vermaledijde natuur; iemand anders zou nu vergenoegd gaan bladeren, maar bij mij overheerscht dadelijk het gevoel, dat het nu van me afgevallen is en dood dus. Maar toch, pleizier heb ik er toch wel iets van; en later komt dat wel weer terug.

Ik geniet van je verhalen uit Wiesbaden. Voelde prille jaloezievlagen bij je bezoek aan de bain-mixte, waar je je Mimi Bluette voelt; maar toch niet erg jaloersch, want dat ben ik niet, omdat ik je ken. Waarom heb je kousebanden gekocht? Had je daartegen geen principieele bezwaren, of vergis ik me? Ik vind ze aardig, maar dat zal je toch wel niet beïnvloed hebben? Gek, maar als ik je weer terug zie, zul je toch iets (misschien bijna niets) veranderd zijn; niet alleen wat de kousebanden betreft. Ik verlang er naar, dat je weer hier bent en dat ik je een klein beetje kan plagen, heel prettig, anders niet.

Woensdag a.s., dus mijn tweede schooldag in R'dam, moet ik met Dick Binnendijk gaan ‘getuigen’ bij het huwelijk van Henrik Scholte. Hij heeft ons daartoe plechtig uitgenoodigd en, gezien de gecompliceerde omstandigheden, hebben we het natuurlijk aangenomen. Vooreerst is de bruid, Isabell ..., een Amerikaansche dollarprinses uit S. Francisco, dochter van een ter dood veroordeelde Ier, die haar geboortebewijs bij een aardbeving in 1906 verloren heeft. Aanwezig zijn voorts de gescheiden inmiddels hertrouwde vader van Scholte, maar ook zijn gescheiden moeder en zijn na een half jaar huwelijk gescheiden zuster. Verder zal het huwelijk in een stijf-orthodoxe gemeente (Nieuwer-Amstel) vlak bij A'dam, worden voltrokken, zoodat de stadhuisklerk eerst engelsche les is gaan nemen. Dit alles, gevoegd bij de bizarre figuren der getuigen Binnendijk en ter Braak, zal de plechtigheid ongetwijfeld tot een verheffende maken. Voorspiegelingen van oude sherry zijn natuurlijk bijzaak. Ik zal je van de zaak een getrouw verslag geven; of we er veel uit kunnen leeren voor de regeling van de plechtigheid wat ons betreft, betwijfel ik wel een beetje!

Mijne moeder heeft een becijfering ontworpen, hoe met ƒ3600 per jaar gehuwd rond te komen. Ik zal haar straks vragen (want ze is nu niet thuis), of ik die hierbij kan insluiten. Hoofdzakelijk trof het me, dat een mensch zooveel per jaar opeet. Maar het schijnt wel te gaan, al is het niet al te ruim. Er schijnt zelfs een min of meer behoorlijk huis op over te kunnen schieten, maar, volgens mijn zegsvrouw, alles hangt van de echtgenoote af, tenminste als de echtgenoot niet uitzonderlijk drinkt of anderzins geld verdonkeremaant. Het zal zeker goed zijn, om, tegen den tijd, dat we je vader met omschreven plannen aan boord komen, ook inzake de financieele zijde als experts te verschijnen; daarom stuur ik je deze wel wat voorbarige begrooting maar vast eens op. Gelukkig, dat er tweejaarlijksche verhoogingen zijn!

Gisterenavond heb ik naar Zeist geschreven, om iets van me te laten merken en een prettige Harzreis te wenschen. Toevallig kruiste die brief met een krabbeltje van je moeder. Ik puzzelde eenigen tijd over wat ik er boven zou zetten en besloot over te gaan tot ‘Beste Schoonfamilie’; vermoedelijk heeft je moeder bij haar onderteekening eenzelfde aarzeling doorgemaakt, maar ze besloot tot: W.C. Stolte-Hartog. Dat zijn zoo de problemen van aangetrouwde familie, die nog geen familie is en eigenlijk heelemaal geen familie zal worden en toch nader staat dan achterneefjes, etc. etc. Maar de bedoeling is goed, en je moeder apprecieer ik in hooge mate, dat is hoofdzaak.

Ik bedenk al schrijvende ineens, dat je deze letteren natuurlijk voorlegt aan de graphologische familie Tendlau (kennen zij de man op dat gebied, Robert Saudek, of beoefenen ze de handschriftkunde als mop?). Wat maken zij er uit op? Een heele Drei-Groschen-Oper? Tusschen haken, ik las daarover juist in De Telegraaf; goed, dat je tenminste het woord ‘Hure’ niet van Eva's kleine zusje hoefde te leeren! Je ziet, waar die schijnbaar onwelvoeglijke details nog voor kunnen deugen!

Het is hier verder doodstil en weinig avontuurlijk. De komst van oom Nico was het evenement. O ja, ik heb je nog niet geschreven, dat de oude mevrouw Prakke bij thuiskomst harer dochter (tante Betsy) zich zeer over mijn gedrag heeft beklaagd; ik had haar de sleutel geweigerd n.b.! Enfin, het is allang weer voorbij, maar onze vermoedens over haar duistere trekken waren toch niet onjuist.

Nu, dag hoor! Ik zoen je heel vaak op allerlei plekjes, die jij en ik alleen kennen. Een volgende brief naar Goslar, of Harzburg, schrijf dat nog even.

Ik ben tot Zondag nog hier, daarna in Rotterdam. Nog een zoen van

je Menno

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie