Menno ter Braak
aan
Everard Bouws

9 december 1933

9 Dec. 1933

 

W.B.

Je brief van gisteren heb ik ontvangen. Laat ik beginnen met je te verzekeren, dat het mij spijt, je in mijn aanvankelijke boosheid te hebben behandeld op een wijze, die je Hitleriaansch voorkwam; ik had je gelegenheid moeten bieden, je standpunt uiteen te zetten. Je hebt dat trouwens inmiddels gedaan in je brief; wij kunnen dus daarop verder gaan, wat niet wegneemt, dat dit verzuim mijnerzijds een fout tegen de goede democratische gewoonten was.

Maar dit alles heeft een dieper ondergrond, waarover ik je thans nadere toelichting moet geven. Dit eene feit, hoe zeer ook een faux pas, zou, los beschouwd, geen aanleiding zijn geweest tot een zoo scherpe reactie mijnerzijds. De vraag is echter: waarom heb je in dien proef veranderd, terwijl je mij daarvan niets meedeelde, terwijl de noodzakelijkheid ver te zoeken was (tijdnood komt dus niet in aanmerking!); en hier kom ik ook tot de kern van de quaestie. Er was voor de desbetreffende verandering geen andere noodzaak dan je persoonlijke ijdelheid, en in dit opzicht heeft dit ‘incident’ wel degelijk een voorgeschiedenis. Ik houd geen archief van zulke dingen bij; maar ik wil je slechts herinneren aan de nooit opgehelderde bewering van jou destijds tegen mij, dat Zijlstra met Forum zou ophouden, als jij eruit ging. Dat verhaal moest mij later blijken op een pertinente onwaarheid te berusten, die je, toen ik je er naar vroeg, ook niet hebt kunnen verklaren. Toen al kreeg ik het eenigszins onaangename gevoel, dat je het tijdschrift wilde gebruiken voor persoonlijke ijdelheidsmotieven; ik heb dat gevoel onderdrukt, omdat ik nu eenmaal een minder heftig temperament heb dan Eddy en de herinnering aan een in veel opzichten aangename samenwerking moeilijker kon wegcijferen. Zoo zijn er meer kleinigheden geweest, die mij in die meening moesten versterken. Je behoeft hier niet te denken aan beïnvloeding door Eddy of anderen; die overtuiging is zeer langzaam bij mij gegroeid, en het feit van deze keer gaf den doorslag. Ik wil erkennen, dat het daarom tot een onjuiste reactie aanleiding gaf.

Ik hoop, dat je met deze erkenning tevreden kunt zijn en de zaak verder uitsluitend principieel bezien. Je weet evengoed als ik, dat wij bij het begin van Forum afgesproken hebben (op gronden, die ik hier niet behoef te recapituleeren), dat het tegenover de buitenwereld absoluut wenschelijk was, dat jij geen redacteur werd. Dat wij daarom de redactioneele zaken nooit buiten jou om behandelden, kon je bewijzen dat wij in die formaliteit een noodzakelijke beginselverklaring zagen en gèèn poging, om jou als louter ‘tusschenpersoon’ te beschouwen. Daarom kwetst het mij te meer, dat je met alle geweld tegenover die buitenwereld, dus om je ijdelheid te bevredigen, die aangename verhouding hebt willen omzetten in een formeele ‘gelijkschakeling’, die wij niet kunnen aanvaarden. Je toelichting in dezen accepteer ik niet. Je wist precies zoo goed als ik, dat bij deze redactiewisseling alles afhing van een juiste verhouding tegenover de groepen van lezers en medewerkers, alleen daarom al had je een dubbelzinnigheid moeten vermijden. Maar bovendien: wat er staat, is niet dubbelzinnig! Er staat, dat jij als secretaris deel uitmaakt van de redactie! Als je handeling dus niet een vergissing, maar opzet is geweest, is zij de handeling van een onverantwoordelijke! Als je meende, dat het ‘altijd zoo geweest was’, had je mij toch minstens even kunnen raadplegen over zulk een verandering. Je weet toch zeker, dat aan een cursief gezette beginselverklaring tienmaal zooveel aandacht wordt gehecht als aan een gewoon artikel. ‘Kwade trouw’ neem ik ook niet aan; ik neem aan, wat ik je geschreven heb: een ijdele geste.

Om nu de zaak nog even scherp te stellen. Ik erken, dat ik je het recht van motiveering van je handeling niet mag ontnemen, en ben dus bereid, met jou in een bijeenkomst van Zijlstra, van Vriesland, Maurice Roelants en ev. nog andere redacteuren de aangelegenheid te behandelen. Maar van wat ik gezegd heb over je persoonlijke motieven kan ik, dat zeg ik je bij voorbaat, geen woord terugnemen: en op grond daarvan acht ik verdere samenwerking tusschen jou en mij uitgesloten. Ik kan niet met iemand samenwerken, van wien ik moet vermoeden, dat hij ieder oogenblik, en zelfs een belangrijk oogenblik voor Forum, kan gebruiken om er zijn eigen belang mee te dienen, zóó zelfs, dat de abonné voor een onjuiste stand van zaken wordt gesteld, zonder dat de redacteuren er iets van weten. Zooals ik je al schreef, gevoelens van wrok heb ik niet en die zullen dus ook niet bewerkstelligen, dat er aan het verloop van zaken ruchtbaarheid wordt gegeven; ik wil je zelfs in het Jan.-nummer bedanken voor de gewichtige diensten, die je aan Forum hebt bewezen, want daar is geen woord leugen bij; mijn inzicht in dit geval en de voorgeschiedenis verhindert niet dat ik blijf zien, welke diensten je voor de goede zaak over had: ook ben ik niet zoo naïef, om dat alles aan persoonlijke ijdelheid toe te schrijven. Dus stel ik je voor, dat je eenvoudig bedankt als secretaris, met den bovenvermelden afloop; wil je dat niet, dan ben ik bereid met jou in de gezegde vergadering te verschijnen.

In verband met de vertraging, door het incident ontstaan, verzoek ik je (wat je trouwens vanzelf al gedaan zult hebben) voorloopig de secretarieele werkzaamheden te blijven waarnemen, o.a. de zaak van het inleidend artikel in Jan. V.V. heeft daarvan de copie verloren, zoodat ik graag wilde werken met de copie, die ik je toezond.

gr.

Menno ter Braak

 

Doorslag: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie