Menno ter Braak
aan
G.H. 's-Gravesande (Den Haag)
Rotterdam, 12 september 1933
R'dam, 12 Sept. '33
Zeer geachte Heer 's Gravesande
Natuurlijk zal ik van Uw zeer op prijs gestelde mededeelingen geen gebruik maken tegenover anderen! [Onwillekeurig] ben ik toch eenigszins in spanning over de afloop van dit duel en zoo'n briefje van U lucht mij bepaald op. Het is meer, dat ik iets weet; wat, doet er op dit moment minder toe.
Overigens had ik mij de situatie, zoals U die teekent, ongeveer gedacht. Ik kan niet anders zeggen, dan dat het mij vleit, dat een beschaafd man als Schilt voor mij is en een..... als M. le Directeur tegen mij.
Wat er ook uit deze wedloop voortkomt (want U kunt er van op aan, dit in strikt vertrouwen, dat ik als ik gekozen word, mij niet op genade of ongenade aan de [L], overgeef!), één goede zaak is er al uit voortgekomen: een zeer hartelijk gevoel jegens U, die mij op zulk een sympathieke manier ter zijde staat. Deze relatie op zichzelf zou mij een reden te meer zijn, om de betrekking met goede moed te aanvaarden.
V.gr., gaarne Uw
Menno ter Braak
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum