[p. 142]

Duitse wetenschap naar Nederland: interview met Dr Rudolf Kayser

De Duitse wetenschap maakt tegenwoordig moeilijke tijden door. De nieuwe wereldbeschouwing die in het Derde Rijk thans officieel is geworden heeft enige principia, die met het wetenschappelijk denken zoals dat door de twintigste eeuw van de negentiende is overgenomen bezwaarlijk te verenigen zijn. Niet alleen de filosofie wordt door de van bovenaf voorgeschreven denkwijze belemmerd; ook de antropologie, de sociologie en aanverwante takken van wetenschap, evenals de fysica en de mathematiek, hoe exact zij ook mogen zijn, ondervinden de druk zeer sterk. Voorlopig is tussen de beginselen van het vrije denken, het door geen vooropgezette leerstellingen beïnvloed onderzoek enerzijds en de nationaal-sociologische ideologie anderzijds nog geen overeenstemming mogelijk.

De Duitse ‘belletrie’ is door de nationale revolutie van 1933 in twee kampen uiteengevallen. De officiële schrijvers blijven publiceren bij de Duitse uitgevers, die zich doorgaans hebben laten ‘gelijkschakelen’, zodat men in hun fondsen de wonderlijkste kleurveranderingen bespeurt; de niet-‘gelijkgeschakelde’ auteurs zijn op het buitenland aangewezen, zodra zij tenminste onderwerpen kiezen die niet van geheel onpolitieke aard zijn. Hoe deze ontwikkeling zal aflopen kan niemand vooruit zeggen; voor de niet-Duitser is het in ieder gevak geval zaak beide partijen met aandacht te volgen en zich zo compleet mogelijk te oriënteren.

Eerlijk gezegd hadden wij niet gedacht dat deze crisis voor de wetenschap in gelijke mate bestond. De wetenschap heeft haar objectiviteit en is uiteraard minder direct betrokken bij de politiek. Natuurlijk mocht men vermoeden dat op speciale gebieden, zoals b.v. het rassenvraagstuk, de situatie ook voor objectieve onderzoekers moeilijkheden zou opleveren; maar aan een wetenschap-

[p. 143]

pelijke exodus hebben wij toch niet geloofd.

Wij vernamen nu enige tijd geleden dat A.W. Sijthoffs Uitgeversmij. voornemens was een wetenschappelijke ‘Auslandsabteilung’ aan haar bedrijf te verbinden. Uit nadere informaties bleek ons vervolgens dat deze plannen reeds waren verwezenlijkt en dat de eerste uitgaven van Duitse geleerden in Nederland nog deze herfst het licht zouden zien. Vanouds geniet ons land een grote reputatie op het gebied van de onafhankelijke wetenschap, en het zou niet de eerste keer zijn dat wij gastvrijheid verleenden aan onderzoekers die elders bezwaren ondervinden bij het publiceren van hun resultaten. De zaak leek ons in ieder geval belangrijk genoeg om eens op onderzoek uit te gaan, vooral waar de namen die wij hoorden noemen in verband met deze ‘Auslandsabteilung’ een zeer goede klank hadden in de wetenschappelijke wereld. Wij richtten ons dus tot de leider van deze afdeling, Dr Rudolf Kayser, en verzochten hem om een onderhoud. Dr Kayser was dadelijk bereid ons te woord te staan en dientengevolge zijn wij thans in staat iets naders mee te delen over deze voor onze cultuur zo belangrijke poging de Duitse wetenschap een onafhankelijk onderdak te verschaffen.

Dr Rudolf Kayser, de schoonzoon van Prof. Einstein, is in de Duitse culturele wereld geen onbekende. Hij was 14 jaar lang de adviseur van de onlangs overleden grote uitgever S. Fischer, die veel invloed heeft gehad op de ontwikkeling van de Duitse literatuur, zoals ook door zijn tegenstanders, die hem zijn ‘liberalisme’ verwijten, bij zijn dood werd erkend. Toen in 1924 Dr Oskar Bie de redactie van het bij Fischer verschijnende tijdschrift die neue rundschau neerlegde, werd Dr Kayser de leider van dit orgaan met een wereldreputatie, waaraan vrijwel alle schrijvers van naam uit de Europese literaturen hebben meegewerkt. In 1933 ging Dr Kayser bij Fischer weg. Ook als essayist heeft hij deelgenomen aan het literaire leven; wij noemen zijn biografische werken over Stendhal en Spinoza en zijn werk over Kant dat binnenkort verschijnt. Wij vroegen Dr Kayser welke motieven bij hem hadden

[p. 144]

voorgezeten, toen hij besloot zijn uitgeverswerkzaamheid naar ons land te verplaatsen.

‘De ernstige geestelijke crisis,’ zei de heer Kayser ons, ‘is ook aan de wetenschap, zelfs de exacte wetenschap, niet voorbijgegaan. Zij die dat loochenen begrijpen noch hun tijd noch de functie der wetenschap. Ik geloof zelfs dat wij voor een nieuwe fundering van alle wetenschappen staan, voor een ‘nuova scienza’ in de zin van de oude Italiaanse wijsgeer Vico. Ik geloof dat deze vernieuwing der geesteswetenschappen uit moet gaan van de sociologie, die alle geestelijk leven in het verband van de grote historische en maatschappelijke krachten begrijpt. Voor de natuurwetenschappen acht ik de biologie, juist omdat zij nog gedeeltelijk in de kinderschoenen staat, van bijzonder belang.

‘Het rijk der wetenschap is ook in deze tijd bovennationaal. Daarom is een wetenschappelijke uitgeverij aan geen bepaald land gebonden. Holland acht ik voor de uitgave van wetenschappelijke werken geschikter dan welk land ook; vanwege zijn geografische ligging, zijn voortreffelijke boekdrukkerstechniek en voor alles om de humanistische traditie van zijn universiteiten en van zijn culturele leven in het algemeen. In de Europese politiek staat Holland bovendien neutraal. Politiek en wetenschap moeten steeds gescheiden zijn, en hebben dus deze neutraliteit nodig.’

Vervolgens vertelde Dr Kayser ons een en ander over de wijze waarop hij met de firma Sijthoff in contact was gekomen, wier wetenschappelijke uitgaven hem ook reeds vroeger bekend waren. Wij vroegen de heer Kayser tevens naar zijn relaties met andere landen, met name Duitsland; en het bleek ons toen dat deze uitgeverij zich geenszins zal beperken tot de werken van geleerden die thans buiten de Duitse grenzen verblijf houden. Dr Kayser legde bijzonder de nadruk op de wetenschap als een gebied boven de politieke tegenstellingen en de wenselijkheid deze tegenstellingen zoveel mogelijk buiten de wetenschappelijke sfeer te houden.

[p. 145]

‘Algemeen heeft men ons plan met sympathie begroet en juist geïnterpreteerd; uit verschillende landen ontvingen wij reeds bewijzen van instemming en ook manuscripten. Natuurlijk hebben wij ons van te voren ervan vergewist dat men ook in Duitsland niets tegen ons werk heeft en dat onze uitgaven ook daar kunnen worden verkocht.’

‘Onze edities van wetenschappelijke werken in de Duitse taal omvatten alle gebieden der kennis. Onze eerste uitgaven zijn: Dr Ferdinand Blumenthal, hoogleraar aan de universiteit te Belgrado, Ergebnisse der experimentellen Krebsforschung und Krebstherapie; Hermann Heller, in leven hoogleraar a.d. univ. te Frankfort a.M., Staatslehre; Alfred Einstein, Geschichte der Musik; Dr Hans Reichenbach, hoogleraar a.d. univ. te Stamboel, Wahrscheinlichkeitslehre. Binnenkort zullen nog verschijnen een zeer actueel boek van de socioloog Prof. Karl Mannheim (Mensch und Gesellschaft im Zeitalter des Umbaus) en Die Philosophie der Gegenwart van Prof. Ernst von Aster te Giessen. Wij zijn voorts nog in onderhandeling met verschillende Duitse geleerden die aan Duitse universiteiten doceren en ons de uitgave van hun werk willen opdragen, omdat het hun van belang schijnt het bovennationale karakter der wetenschap op die wijze te documenteren. Ik zie juist hierin de culturele missie van onze onderneming: de wetenschap van de politiek te scheiden. ‘Wellicht zal het u als Nederlander interesseren dat wij het beroemde standaardwerk van Max Friedländer, Die altniederländische Malerei, hebben overgenomen en dat deze nog niet voltooide uitgave ook door ons wordt voortgezet.’ Uit dit exposé van Dr Kayser blijkt dus dat deze wetenschappelijke uitgeverij een zeer omvangrijke taak op zich heeft genomen; dat de neutralisering der politieke tegenstellingen op wetenschappelijk gebied daarbij op de voorgrond staat, zal iedereen verheugen die bij onafhankelijk onderzoek is geïnteresseerd.

 

Het Vaderland, 31 oktober 1934