Woensdag 21 mei 1930

Kopenhagen.

De democratische ville lumière aan de blauwe Sont.

Een medewerker schrijft ons:

 

Volgens een oude sage heeft de godin Gefion op zekeren dag het ploegijzer gehanteerd tusschen Denemarken en Zweden; zij joeg haar ossen met respectabel élan voort en ploegde de Sont en het Kattegat uit, zoodat sedert dien de beide landen gescheiden door het blauwe water naast elkander liggen. Misschien moet men Gefion eenig dilettantisme verwijten, omdat zij aan den kant van het continent tamelijk met aardkluiten gemorst heeft en de collectie Seeland, Falster, Funen betrekkelijk ordeloos aan haar lot heeft overgelaten, terwijl Zweden een homogeen geheel werd; maar het feit, dat zij de Sont heeft opengescheurd, maakt veel, zoo niet alles, goed. Zonder de Sont zou Kopenhagen er niet zijn; en zonder Kopenhagen zou Europa een verrukkelijke stad minder tellen.... Het is den Denen dan ook niet kwalijk te nemen, dat zij voor het agrarisch enthousiasme van Gefion een gedenkteeken hebben opgericht, vlak bij die schoone Sont, haar onsterfelijke voor; men ziet er de ossen als bezetenen trekken, om hun werk goed te doen, en de wandelaars bekijken met welgevallen deze krachtprestatie, in den Godentijd zonder mechanische tractie verricht.

Men raakt de Sont in Kopenhagen niet kwijt, ook al ziet men geen water. De Sont beheerscht deze prachtige stad, wanneer de zon bereidwillig assisteert. Zij heeft iets van het lichte en ruime van Parijs, maar zij is anders, noordelijker in haar licht en ruimte. Zij vereenigt de ruimte van Parijs met de zindelijkheid van Amsterdam, zooals de Deen iets van de romaansche luchtigheid met Hollandsche netheid vereenigt. Zij is in hooge mate joyeus van karakter; haar postboden dragen scharlaken-roode buisjes, alsof zij werkelijk de galante rol van postillon d'amour willen spelen. Deze postboden zijn een geniale uitvinding, want zij vertoonen zich overal, waar een beetje kleur in het stadsbeeld opfrischt, zij zijn als de herinnering aan een renbaan of een sjieke buitenpartij met geuniformde lakeien. Zij verhouden zich tot stijve Duitsche ‘Briefträger’ als Kopenhagen tot Berlijn.

Ik gun den Denen van harte zulke romantische bestellers van hun correspondentie; zij verdienen die romantische noot in hun hoofdstad. Men behoeft tot den Deen niet te naderen als tot den representant van een ‘groot volk’. Hij mag ietwat nationalistisch zijn aangelegd en graag met vlaggen spelen, zijn nationalisme is prettig en drukt geen stempel op zijn uiterlijk. Sommige groote naties achten het noodzakelijk hun historische plaats in de wereldgeschiedenis te bewijzen door aan hun onderdanen den eereplicht op te leggen, van hun gezichten gehakt te maken. Dit bemoeilijkt de kennismaking niet weinig; want men leert den mensch niet kennen, voor men aan het gehakt en de bijbehoorende symbolen gewend is. Een Deen echter geeft zich gemakkelijker; hij schuift geen muur van dikke verhevenheden tusschen den vreemdeling en hem, maar is eenvoudig blij, u de Sont te kunnen laten zien. Hij zal niet van u vergen, dat gij bij uw afscheid uitroept: ‘Chacun a deux patries, la sienne et le Danemark’, maar hij zal het wel op prijs stellen, als gij Kopenhagen oprecht een mooie stad hebt gevonden. Dit is nationalisme van de aangename en gansch niet verwerpelijke soort.

Een Deen is een democraat, en aldus is Kopenhagen een democratische stad. Een Deen is echter ook een democraat, die weg weet met zijn democratie, en daarom is Kopenhagen ook een prettige stad. In Kopenhagen is de democratie aangeboren eigenschap, zooals zij in Nederland slecht bedwongen lust tot anarchie is. Sedert ik in Kopenhagen was, weet ik dit zeker: Nederland is geen democratisch land, al doet het zich soms zoo voor. Het is misschien niet eens een vrij land geweest; maar democratie is geen Nederlandsche karaktertrek. Democratie houdt ten onzent noodzakelijk in, dat men bij de verkiezingen lijsten moet bestudeeren met drie en veertig of meer partijen, waarvan men er geen verkiest en kiest, vanwege den stemdwang. In Kopenhagen kent men zulke lijsten ook, echter niet in de politiek, maar in de restaurants. De Deen wil bij zijn lunch de leuze uit ten minste vijftig soorten ‘Smorrebrod’; het is een genoegen, een Deenschen gastronoom aandachtig te zien stemmen op zijn eetbaren candidaat. De kellner reikt hem de lijst, die in een behoorlijk restaurant ten minste een halve meter lang behoort te zijn; en als een geduldig kiezer teekent het slachtoffer er zijn voorkeuren zelf op aan: Røget Laks, Hollandsk Ost, Rullepølse.... Het systeem is veel deugdelijker dan het politieke, want men behoeft zich volstrekt niet tot één candidaat te bepalen, terwijl men ten minste zelf te zien krijgt, wat men met zijn stembiljet uitricht....

Dit is een gemoedelijke democratie zonder extra-parlementaire kabinetten en amusementspartijen. Democratie beteekent hier niet, dat men alles naar het akeligst-gemiddelde peil afstemt. Democratie beteekent: zooals het toegaat in het restaurant Wivel, dat voor een Hagenaar een compleet raadsel moet zijn. Het ziet er uit als de gezellig aangekleede voorgalerij van het Thorwaldsen-museum er zou kúnnen uitzien; men zit tusschen vriendelijke standbeelden, en welk een ‘men’! Het onfeilbaar Haagsch instinct, dat den rang van een inrichting op den tast af bepaalt, schiet hier tekort; want er zit ‘van alles’, en het is volstrekt aanvaardbaar! Koning Christiaan komt en, naar ik vermoed, zijn hoftimmerman ook. Het hof en de regeering gaan voor in dezen vorm van democratie; de prinsen van den bloede drinken kalm hun thee in Hotel d'Angleterre en er is niemand, die van dat bloed eenige drukte maakt. In een gewone eetgelegenheid zat ik vis à vis den sociaal-democratischen premier Stauning, die met waren wolvenhonger te midden der zijnen het probleem der ontwapening wegat; een gemoedelijk, glanzend familievader, geen Beelaerts, geen sieraad voor de Witte ongetwijfeld, maar een ex-sigarenmaker, die in de Deensche democratie past, mét de berenmutsen der koninklijke wachtparade, die hij zoo graag zou willen afschaffen.

Ik geloof, dat pas hier in het Noorden de democratie geheel opgewassen is tegen Mussolini c.s.; want democratie is hier geen theorie, maar een levenswijze. Een Deen is zelfs zoo democratisch, dat hij zijns medemenschen fiets niet steelt. Overal ziet men in Kopenhagen de fietsen geparkeerd zonder toezicht, zonder ingewikkelde kloksloten! Is dit eerlijkheid? Neen, het is democratie. Ook al zei mij een Deen, dat hij zijn nieuwe fiets toch maar liever thuis stalde....

En in de prachtige beukenbosschen bij Klampenborg, de landelijke voorstad aan de blauwe Sont, vindt men géén hekken, géén prikkeldraad, géén bordjes met artikel zooveel, hoewel er een koninklijk jachtslot staat, waarlangs de witte reeën grazen. Trouwens, in welk land is een professor, die de snelheid van het licht berekend had, later.... commissaris van politie geworden? Dit was de democratische carrière van Ole Rømer, één der groote burgers van Kopenhagen!