Herman Heijermans †

Met Herman Heijermans is de laatste der zeldzame Nederlandse toneelschrijvers heengegaan, van wie men kan zeggen, dat het Nederlandse volk hen gekend en bemind heeft. Want hoe veelzijdig thans onze litteratuur naar uitingsvormen zoekt, op toneelgebied zijn wij arm; het aantal auteurs, dat de moeite van het spelen waard

[p. 173]

zou blijken, is minimaal, en terecht grijpen de gezelschappen naar het buitenland, wanneer het de moderne conceptie van het drama geldt. Daarom is de dood van Heijermans, afgezien nog van de levensellende, waarvan dit einde getuigt, een smartelijk verlies.

Heijermans was een schrijver van en voor het volk. Een opgroeiend geslacht, niet lang nog voor ons, heeft hem gevierd, zijn tendentieus naturalisme als een evangelie ingehaald. Zijn optreden was een geweldig moment in de geschiedenis der ontroeringen; een ongekend enthousiasme moet de schouwburgen vervuld hebben, waarvan wij ons geen voorstelling meer kunnen maken; want ik wil hier eerlijk bekennen, dat de sfeer van Heijerman's realisme mij geheel en al vreemd is. Er zijn na deze strijdbare en sociaal-georiënteerde geest andere denkbeelden opgekomen, die thans met evenveel recht vragen om gehoord te worden. Zij nemen ons in beslag en het oude vergaat misschien te snel...

Maar wie kan een stuk van Heijermans lezen zonder eerbiedige bewondering voor zijn dramatische gaven, zijn enorme technische knapheid? Wie zal de hartstochtelijke verontwaardiging ontkennen, die hem dreef tot de misdeelden? Wie zal het eerlijke sentiment in Op Hoop van Zegen, de blijmoedige ironie in De Wijze Kater loochenen? Niet zonder reden is de schrijver van het volk door het volk geëerd, al heeft dit meer het menselijke in zijn kunst, dan de kunst in zijn menselijkheid ontdekt.

Het is waarschijnlijk, dat voorlopig geen dramatische vorm de massa méér zal aangrijpen dan het realisme. Dit is geen reden om stil te staan of te wanhopen aan de toekomst van het toneel. Een weemoedige hulde evenwel brengen wij de man, die het vermogen bezat zijn kunst te laten spreken tot zo velen; een hulde die de erkenning van een toenemende verwijdering tussen kunst en volk inhoudt.

 

29 november 1924

M.t.B.