Jaarboek voor het protestants theologisch onderwijs, 1926

Zierhier weer één van die nuttige, onvermijdelijke en dus onvermijdelijk-vervelende boekjes, die ons jaarlijks getrouwelijk inlichten over de stand van zekere takken van wetenschap en haar beoefenaren. Aangezien men nu van de theologie nauwelijks weet, of zij (als totaliteit) wel een wetenschap is, kon het niet anders, of deze almanak moest, behalve zakelijke gegevens, een stamppot van wetenswaardigheden opleveren. (Lees de boekenlijst van prof. Roessingh † maar eens door: filosofie, ethiek, kerkgeschiedenis; U kunt dat in andere faculteiten ook onderbrengen. De theologie houdt zichzelf slechts zolang in stand, omdat zij er al zolang geweest is). Verslagen en besturen van Leiden tot Kampen, welker theologen zich blijkbaar nog eng verbonden voelen. Artikelen b.v. van prof. Heering (‘Dienstplicht voor de Theoloog’) en prof. Diepenhorst (‘De Dienstplicht van de Theologische Student’): een mild menselijk opstel naast één dier verbazingwekkende en alleen voor theologen uitvindbare produkten van peper-en-zoutkleurig christendom.

Houdt dus de theologie hoog! Wel staat zij, met haar ‘traditionele fietstochtjes’ (pag. 44) en ‘preek-

[p. 360]

clubs’ (pag. 47; godbetert: preekclubs!) enigszins ver van de religieuze extase en de mystische verrukking, maar dat is voor een goed ingerichte wetenschap ook bijzaak. Er is zó al werk genoeg aan de winkel, (wij noemen slechts: catechisatie, huisbezoek en het grazen op andersmans terrein). Daarom: doek zelfs Amsterdam S.U. niet op! Na de magere komen misschien de vette jaren; en er zijn er nog velen in den lande, die niet de tijd en de lust hebben voor de gezondheid schadelijke problemen te overwegen. Sticht hen, opdat zij tot de eeuwigheid zonder geestelijke constipatie mogen ingaan.

Sancta et semper necessaria theologia, nog vele jaren! Amen.

 

30 januari 1926

M.t.B.