[p. 140]

De toekomst ligt in de sterren

De tijden zijn zoo slecht, dat het menschdom neiging gaat voelen om zich op een definitiever wijze dan tot dusverre gebruikelijk was van de kennis omtrent de toekomst meester te maken. De toekomst, zeiden de ouderwetsche rationalisten, is ons volslagen onbekend; wij kunnen omtrent de toekomst eenige voorspellingen riskeeren op grond van bepaalde feitencombinaties, zooals wij uit het verleden ook eenige ‘lessen trekken’ op grond van eigenschappen, die den mensch als levend wezen betrekkelijk aan zichzelf gelijk doen blijven - maar daarmee is het dan ook uit. Aldus die ouderwetsche, nuchtere en veel te bescheiden rationalisten. Het is te weinig, veel te weinig voor ons, die in het heden niets dan narigheid en perfiditeit moeten meemaken. Waarom zou men niet naar forscher middelen grijpen, ten einde de toekomst te dwingen haar geheimen prijs te geven en dus een beetje onzen zin te doen? Die middelen zijn weliswaar niet in de wetenschap van de negentiende eeuw gegeven, maar men kan ze ergens anders vandaan halen.

Daar is b.v. in Frankrijk de beroemde profeet Maurice Privat, die een boek uitgegeven heeft, waarin men kan lezen wat er zoo al in het jaar 1939 te gebeuren staat. Deze man heeft moed gekregen door het (naar men zegt onomstootelijke) feit, dat hij Hitlers inval in Oostenrijk op den dag af nauwkeurig heeft voorspeld. Hij is ervan overtuigd, dat hij zich onderscheidt van de gewone charlatans, want dat hij de zekerheid

[p. 141]

van zijn voorspeltechniek dankt aan de astrologie. Dat zal zeker zoo zijn, want alle voorspellers hebben de onstilbare behoefte om zich door strenge wetenschappelijkheid van de charlatans te onderscheiden; anders mocht men hen zelf eens voor charlatans verslijten! De heer Privat nu spreekt op een zeer positieven wetenschappelijken toon over de dingen, die komen zullen, en hij noemt de data er dikwijls bij; voorzoover hij het over 1938 heeft, is het grootste deel nu al niet uitgekomen, maar dat zal ons niet verhinderen hem in al zijn grootheid te waardeeren; in het veen ziet men niet op een turfje. De heer Privat heeft het bovendien goed voor met de democratie, want zij zal zich herstellen; blijkbaar zijn de sterren vrij ‘links’ georiënteerd en op de hand van de as Londen-Parijs. Mussolini zal het te kwaad krijgen, want het fascisme zal zich vanaf 3 Augustus gaan bewegen in de richting van een volledig herstel van het liberalisme in 1940. Hitler zal het weliswaar nog tot 1941 houden, maar hij zal met een burgeroorlog te kampen krijgen. In Spanje zal de republiek het winnen: ‘ceux qui misent sur Franco ont complètement tort et seront amplement déçus’. Met Japan zal het in 1939 niet best gaan, maar erg veel zekerheid dienomtrent geeft de profeet niet, al noemt hij ook hier data.

Voor Nederland zal 10 Januari 1939 een vreugdedag zijn; men bespreke vast zijn tafel. Koningin Wilhelmina krijgt van den heer Privat den raad bijzonder veel aandacht te schenken aan de gezondheid van het prinsesje en vooral op den 7den November acht te slaan. De koloniën ‘zullen zorg en onrust baren’. Etc. Ook

[p. 142]

dat is tamelijk vaag, maar wij gelooven het, in verband met den wereldtoestand, desondanks bijzonder graag.

Dit is maar een minieme bloemlezing uit wat men werkelijk met volle zekerheid op grond van des heeren Privat's accoord met de sterren over de toekomst kan weten. Het voornaamste is misschien wel, dat de vrede gehandhaafd zal blijven, hetgeen ons veel duimen en knooptellen zal besparen.

Als men mij op den man af vraagt, of ik iets van zulke voorspellingen geloof, dan moet ik antwoorden: ja. Ik geloof er aan met al de kracht, die in mij is, ik weet alleen niet, hoe ik mij daarover moet excuseeren. Er is aan gekker dingen geloofd in den loop der wereldgeschiedenis, en het heeft de menschheid telkens weer ontheven van de verplichting over haar eigen verantwoordelijkheid na te denken, dat zij aan onredelijke feiten geloofde. Welnu, de annexatie van de toekomst door Maurice Privat geeft ons gemoedsrust, de gemoedsrust der volstrekte zekerheid; credo quia absurdum. Ik geloof aan de astrologische gegevens van den heer Privat, ik geloof in zijn verhevenheid boven de lieden met het koffiedik en het ei, die hij charlatans noemt - ik heb afstand gedaan van mijn rede en mij overgegeven aan zijn autoriteit om van het denken over die dingen af te zijn. Andere gegevens tegenover de zijne stellen kan ik niet; dus neem ik zijn gegevens, voorzoover ze nog niet door de feiten zijn achterhaald, als een één-en-ondeelbaar complex van Waarheid, waaraan ik niet twijfelen wil. Als mijn rede zegt: ‘Ho!’, antwoord ik: ‘Stil, mijn rede, er wordt voor

[p. 143]

u gedacht!’ En mijn rede begint zich steeds meer te onderwerpen, naarmate ik haar meer verzoek zich met de toekomst niet meer te bemoeien; zij is afgebeuld en snakt naar een schoot, waarin zij het moede hoofd kan neerleggen. Het boek van den heer Privat biedt haar dien schoot, omdat hij opereert op een gebied, waarvan mijn rede geen kaas heeft gegeten; hier kan zij slechts rustig slapen, en haar gewonen strijd met het geloof staken. Daarom heb ik besloten te gaan gelooven aan de leer van Maurice Privat. Er is sedertdien een vrede des gemoeds bij mij ingetreden, dien ik met name gedurende de spannende dagen van September 1938 (waarin de heer Privat mij nog niet bekend was) geheel ontbeerde. En mismoedig schud ik mijn hoofd over de drukte der staatslieden, die zich van links naar rechts verplaatsen, met een ontplooiing van energie, die toch niets meer kan veranderen aan de voorbeschikking, meegedeeld bij monde van den profeet Privat. Het zijn eigenlijk domme twijfelaars, deze staatslieden, want als zij zich gehoorzaam onderwierpen aan de openbaringen van Privat, zouden zij de zaken op hun slofjes af kunnen doen; ja, nu ik alles op de keper beschouw, zouden zij zelfs stil kunnen blijven zitten, want als de voorbeschikte bom op hun hoofd viel, zou het voor hen altijd nog vroeg genoeg zijn om op te staan... als zij tenminste dan nog lust of mogelijkheid zouden hebben om op te staan, maar ook dat staat al in de sterren en erover philosopheeren is alweer tijd verspild.

Men ziet het: de consequentie van de toekomstannexatie door Maurice Privat is stilzitten. Of vergis

[p. 144]

ik mij nu toch weer? Stilzitten is het ook niet, want als er in de sterren geschreven staat, dat men loopen moet, moet men loopen. En zelfs loopen van Amsterdam naar Boedapest, als dat erbij geschreven staat. De probleemstelling wordt dus zoo: door Privat te lezen, weet men, dat men evengoed stil kan zitten als van Amsterdam naar Boedapest loopen, en toch loopt men van Amsterdam naar Boedapest, omdat men anders in conflict komt met de sterren en de voorspellingen van den heer Privat in het ongereede brengt! Ook weer onjuist gedacht: men kan niet evengoed stilzitten, want reeds door dat oordeel ‘evengoed’ zou men de autoriteit der sterren in twijfel trekken en het eigenlijke geloof aan hun albeschikking en onverbiddelijkheid door een eigenwijs amendement tekort doen. Ergo: als het zoo in de sterren en bij den profeet Privat staat, moet men in absolute gehoorzaamheid van Amsterdam naar Boedapest loopen, wetend, dat men niet zou kunnen stilzitten, ook al zou men op hetzelfde moment kunnen gaan zitten op een boomstronk aan den kant van den weg; door te gaan zitten, zou men niet gaan zitten, men zou eenvoudig uit de orde van het bestaan worden weggevaagd! Welk een afschuwelijk dilemma! En zelfs mag men niet denken: nu zou ik ‘evengoed’ kunnen gaan zitten, maar ik doe het niet, omdat, enz., want dat zou een onwaarheid en een aanmatiging zijn jegens de sterren, die samen vormen ‘la science du ciel’, zooals de heer Privat het noemt. Niet mogen denken? Men zou het zelfs niet kunnen denken, tenzij voor de grap, want de sterren

[p. 145]

beslissen voor ons, en ‘evengoed’ doet hen in lachen uitbarsten!

Zoo komen wij langs een omweg der redeneering (die overigens ook alweer in de sterren voorzien was, evenals de weg, waaraan men niet mag zitten op straffe van uit het heelal te vliegen) toch weer tot de ontdekking, dat de drukte der staatslieden volkomen gemotiveerd is, al weet men b.v. van Mussolini vooruit, dat hij, door morgen een toespraak over het eeuwig voortbestaan van het fascisme te houden, rustig bezig is de komst van een nieuw liberalisme in 1940 voor te bereiden. Het gekste is, dat hij het zelf zou kunnen weten, als hij zich het boekje van Privat aanschafte, en dan toch niet kon gaan zitten in plaats van die redevoering te houden. Stap voor stap zou hij voort moeten gaan zijn eigen graf te graven, met Privat in de hand, en zelfs de revolver, die hij op zichzelf zou richten (aangenomen, dat de sterren en Privat hem toestonden zulk een dwaze beweging te maken) om in wanhoop een einde te maken aan deze verdoemde grappenmakerij, zou ketsen, want volgens Privat moet hij in 1939 ziek worden, op 6 September verslechteren, op 17 November weer wat bijkomen en misschien 10 December sterven, maar zeker niet eerder.

Om mij in mijn geloovige rust te kunnen bevestigen, moeten dus de staatslieden toch heen en weer vliegen van links naar rechts, zelfs als zij weten, dat zij door naar rechts te gaan, links in de kaart spelen. Begrijpt men, hoe ik mij voel, nu ik Privat gevonden heb? Zooeven heb ik voor uw misschien even verontruste oogen mijn rede nog een rondedansje laten maken om de

[p. 146]

Groote Zekerheid, maar gij hebt zelf gevoeld, hoe machteloos zij is, deze rede, dit ondeugdelijk instrument. Ik zou dan ook volstrekt verzekerd zijn in mijn geloof aan Maurice Privat, ware het niet dat nog één atoom twijfel mij bleef kwellen. Het is mij n.l. plotseling niet meer duidelijk, hoe ik zelf volkomen rustig kan zijn, terwijl al die heeren zich zoo onrustig voelen. Eigenlijk moesten zij rustig zijn, omdat de heer Privat hun al zooveel voorspeld heeft, terwijl ik, wien hij niets voorspeld heeft over mijn particuliere lotgevallen, aan de hevigste onrust ten prooi zou moeten zijn! Het is immers mogelijk, dat ik, door hier rustig te zitten, bezig ben af te glijden naar een afgrond erger dan den weg van Amsterdam naar Boedapest barrevoets op bevel der sterren afgelegd; het is mogelijk, dat ik, door mij in mijn zalige geloof aan Privat te wiegen, iets doe, dat ik niet had moeten, pardon, wel had moeten doen, want deed maar toch anders had kunnen doen, als niet... dat wil zeggen, gedaan zou kunnen hebben, tenzij... ik bedoel, ook zou kunnen doen, indien niet... beter gezegd, niet zou doen, als ik het wel zou doen, of gesteld dat ik het gedaan had, toch ook anders had kunnen doen, wanneer anders doen niet hetzelfde was als hetzelfde doen, mits...

Het is, kort en goed, mogelijk, dat ik mijzelf iets wijs maak door aan Privat te gelooven, en dat de heer Privat ons iets wijs maakt door zijn sterren te emancipeeren van het au fond toch veel solieder koffiedik, gepaard aan het nog onfeilbaarder ei. Misschien moeten wij dan toch maar terugvallen tot de helaas zeer...

[p. 147]

redelijke conclusie, dat iedereen zijn verwachtingen over de toekomst heimelijk voor zichzelf moet administreeren en Privat er buiten houden. ‘Die Zukunft ist Privatsache’, dat is de laatste waarheid, waarvoor men niet eens de sterren noodig heeft om haar mis te verstaan.

[p. 149]

INHOUD

I
Blz.
1. Het Berner Oberland (19 Aug. 1934) 13
2. Tijdelijk Analphabetisme (2 Sept. 1934) 21
3. Het Spinozahuis (2 Juni 1935) 30
4. De Titiaan-tentoonstelling (5 Sept. 1935) 39
5. ‘Jenseits’ der Macht (15 Sept. 1935) 47
6. Doodendans (22 Aug. 1937) 55
7. Dans Arles... (21 Aug. 1938) 63
II
1. De plaats van den dagbladcriticus (7 Jan. 1934) 73
2. Gelijkenis van het schaakspel (16 Dec. 1935) 83
3. De verzonken Antonius (15 Aug. 1936) 90
4. Twee tijden (3 Jan. 1937) 98
5. Capra, Van Schendel, Cervantes (20 Juni 1937) 106
6. Spel en ernst van den tooneelcriticus (16 Oct. 1937) 114
7. In het hol van den kater (25 Oct. 1937) 120
8. Pickwick herlezend (17 April 1938) 123
9. De Koninklijke Bibliotheek (5 Nov. 1938) 131
10. De toekomst ligt in de sterren (5 Nov. 1938) 140

[p. 151]

COLOPHON.

 

REINAERT OP REIS is een verzameling van zeventien essays van Menno ter Braak, die oorspronkelijk in ‘Het Vaderland’ en ‘Het Hollandsch Weekblad’ gepubliceerd werden en nog niet in boekvorm verschenen. Het boek is met de Baskerville letter in een oplage van 110 exemplaren, waarvan 25 op Hollandsch papier, gedrukt voor de vrienden van



illustratie