De ouweluitjes thuis
Spel van generaties in een uitstekende opvoering
Centraal Tooneel

Het is niet de eerste maal, dat op het tooneel of elders de oudere tegenover de jongere generatie wordt gesteld; deze kant van de wereld schijnt sommige auteurs, waaronder ook H.M. Harwood, den schrijver van ‘The Old Folks at Home’, bijzonder te intrigeeren. Natuurlijk geeft dat aanleiding tot situaties van ook niet ongebruikelijken aard: de ‘vlammende jeugd’ wordt uitgespeeld tegen de mildere, in andere verhoudingen groot geworden ‘ouweluitjes’. De twee dochters van prof. Kingdom, Sybil en Liza, gaan ieder hun modernen weg; Sybil wil haar man laten schieten (maar met behoud van haar kinderen!) ten behoeve van een romanschrijver, Douglas Wilton, een society-litterator van een kaliber, dat in Nederland zelden in het wild wordt aangetroffen; Liza gaat uit met een fuifnummer, wiens onprettige eigenschappen culmineeren in constante dronkenschap en ‘snuiven’; de moderne jeugd is vreeselijk uit het lood geslagen, en de ‘ouweluitjes’ kunnen daartegenover alleen een schijnbaar kalm geluk stellen. Maar de moeder van deze twee dochters blijkt in het laatste bedrijf ten slotte ook ‘gebarsten’; zij heeft, behalve haar huwelijk, een groote liefde gehad; alleen, zij was niet eerlijk op de overbodige, exhibitionistische wijze van Sybil, die haar man haar mislukt avontuur met den romancier wil gaan opbiechten om zich weer een nieuwe ijdele houding tegenover het leven te kunnen geven; de moeder verborg haar liefde, om zich aan man en kinderen te blijven wijden, tenminste zij meende, dat het haar lukte. Dat echter ook in deze schoone harmonie, door opoffering van het groote verkregen, een element van gebrokenheid steekt, suggereert de auteur door zijn stuk te laten eindigen met een veelbeteekenende scène tusschen de ‘ouweluitjes’; prof. Kingdom heeft van het offer geweten, ook deze levenstactiek was blijkbaar niet feilloos....

Het tooneelwerk van dezen schrijver is niet bijzonder sterk van bouw; hij heeft weer het angelsaksisch accent van den humor, die afwisselt met tragiek, een sfeer, die zich overigens wel eigent voor het generatieprobleem in dezen vorm; maar de tafereelen zijn meer uitgedijd dan voor de behandeling van de stof strikt noodig was en het tafereel op het balcon met den nachtigaal tusschen Sybil en haar romanschrijver had men, als het was komen te vervallen, ook wel kunnen raden. Zooals men trouwens méér had kunnen raden, als de schrijver het alleen maar had aangeduid, zonder het zoo illustratief te beschrijven. Nu wordt de logeerpartij van den romanschrijver in de kamer naast die van Sybil wel wat onevenredig sterk naar voren geschoven, terwijl het eigenlijke zwaartepunt eigenlijk elders behoorde te liggen. Met dat al heeft het stuk zijn verdiensten, al eischt het een eersterangs-opvoering om volledig tot zijn recht te kunnen komen.

Die opvoering heeft Laseur het zeker geschonken. Zijn gezelschap heeft zich gespecialiseerd op dit soort werk en beheerscht het thans dan ook volkomen. Men ziet dat b.v. aan een actrice als Rie Gilhuys, die de lang niet gemakkelijke figuur van Sybil in haar snobistische vereering voor de ‘ziel’ boven het ‘lichaam’ en haar au fond leege superioriteitswaan voortreffelijk speelt; zij komt in dit milieu voor het eerst geheel tot haar recht. Ook voor Mary Dresselhuys als de aan cocktails en cynisme toegewijde dochter Liza heeft dit genre weinig geheimen; er was in haar creatie het juiste realistische tegenwicht tegen het door den schrijver soms caricaturaal aangezette poppenegoïsme van de idealistische zuster. Tilly Lus als Lady Jane Kingdom was als gewoonlijk uiterst genuanceerd in haar vertolking, ditmaal van de oudere vrouw; Hermann Schwab beviel mij in deze rol van professor niet zoo goed, al detoneerde hij volstrekt niet; ik zou dit personage alleen aristocratischer en abstracter hebben gedacht. Iets zeer bijzonders maakt Laseur van den romanschrijver Wilton, die boven zijn stand leeft, geestelijk, omdat hij in het schrijfvak is; heel goed was ook Louis Borel als Steven Rains, de ongunstige heer, die op Liza aast. Ludzer Eringa en Joan Remmelts zorgden voor verzorgd bijwerk resp. als Lord Cyril Aldingham, de liefde van de moeder, en David Remington, de man, die Liza vliegen zal leeren als zij genoeg heeft van Steven en de cocktails.

De smaakvolle decors verdienen een afzonderlijk woord; met name het balcon was aardig gevonden en oogstte dus veel succes. Trouwens, over gebrek aan applaus hadden de spelers geenszins te klagen, en bovendien was de zaal van het Gebouw goed bezet.

Ik zou bij de directie van het Gebouw echter willen aandringen op ietwat meer hoffelijkheid jegens de pers. Waarom het noodzakelijk is, dat men pas na langs drie onmogelijke plaatsen te hebben gezworven en dan nog door welwillende tusschenkomst van één der directeuren van het gezelschap behoorlijk komt te zitten, is mij onbegrijpelijk. Het moet m.i. doenlijk zijn daarop iets te vinden, want bij de andere theaters komt deze Odyssee bij mijn weten nooit voor.

M.t.B.