Argentina over den dans
Haar meening over volksdans en kunstdans
Een pleidooi voor de natuurlijke gracie
Beroemdheden van de planken herkent men vaak niet dadelijk, als men hen in privé ontmoet; meestal moet men zich eerst met geweld dwingen tot het identificeeren van de persoon, die voor U staat met de persoon van de aanplakbiljeten en de voetlicht-illusie; want alleen in kitschfilms zet het leven van de ‘ster’ zich achter de schermen nog voort als een verlenging van de triomfen op het tooneel. Men moet dus in werkelijkheid dikwijls moeite doen om de gelijkenis te vinden, als men een beroemdheid interviewt, aangezien het dagelijksche leven iets principieel anders is dan het kunstleven.
Ook Argentina zal men op het eerste gezicht zeker niet herkennen; maar toch blijkt zij ook in het gesprek typisch de persoonlijkheid van haar dansen. Zij beantwoordt (gelukkig!) niet aan de filmvoorstelling van de danseres achter de schermen, die in den bestendigen roes van het succes zwemt en bereid is zich door de gansche wereld te laten aanbidden; er gaat iets zakelijks en vroolijks van haar uit, dat zeker in overeenstemming is met haar kunst, ook al manifesteert het zich in die kunst natuurlijk in gestyleerden vorm. En dus, ook al herkent men de privé-Argentina niet aanstonds als de wereldberoemde Argentina, men vindt toch al heel snel de punten van overeenkomst met de tooneelfiguur; de geestige expressie van haar gezicht, en vooral haar spiritueele oogen zijn haar onvervreemdbaar eigendom, zoowel in den dans als ook in een nuchtere hotelkamer. Oogen kan men zelfs door tooneelillusie niet maken, als men ze niet heeft; en deze oogen verraden een betrekkelijk ongecompliceerde vitaliteit, natuurlijk optimisme en energie. Ja, vooral energie: want zonder energie bereikt men niet de verbijsterende volmaaktheid van deze zoo simpel schijnende danstechniek, waarvan een der voornaamste bekoringen de als-vanzelf-sprekendheid is. En om op de planken den indruk te maken van volstrekte spontaneïteit en ongedwongenheid heeft men een vagevuur van bewuste en gedwongen training te doorloopen.
Madrid 1890.
Argentina heeft ook in haar manier van spreken iets zeer directs, dat het voor den interviewer gemakkelijk maakt met haar van gedachten te wisselen, ook al spreekt zoowel de een als de ander een vreemde taal. Wij stuiten dadelijk op een specifiek Spaansch begrip, wanneer zij mij een en ander vertelt over haar nieuwen dans, dien men hedenavond voor het eerst in Nederland zal zien: Madrid 1890. Een dans, waarvan de Spaansche schrijver Perez de Ayala gezegd heeft, dat hij in drie minuten meer van de Spaansche ziel verraadt dan een dik boek. Personage van dezen dans, die in het costuum van den tijd wordt uitgevoerd, is een vrouw uit een der Madrileensche volkswijken, de Chula. Argentina tracht mij dit vrouwentype zoo nauwkeurig mogelijk te omschrijven; en aangezien het hier een Spaansche schakeering van de moraal betreft, blijkt de definitie niet zoo gemakkelijk te vinden. De Chula is een vrouw, wier gezelschap gezocht wordt door mannen uit de intellectueele kringen, die haar reputatie ontleent aan haar spiritueele antwoorden en intuïtieve intelligentie. Als ik een vergelijking waag met de Japansche geisha en de Atheensche hetaere, legt Argentina er met een geestdrift, die men bijna moralistisch zou kunnen noemen, den nadruk op, dat de Chula ‘très honnête’ is; ‘wanneer men haar aan wil raken, dan....’, een zeer welsprekend handgebaar voltooit den gedachtengang, zooals Argentina dien namens de eerecode der Chula reproduceert.
Aan ‘Madrid 1890’ ligt het mouvement van de ‘Chotis’ (een dans, die eenige gelijkenis vertoont met de Java) ten grondslag, legt Argentina mij verder uit; en deze dans lijkt niets op haar vorige creaties.
De Spaansche volksdans.
- U zoekt uw inspiratie altijd in den Spaanschen nationalen dans, niet waar?
‘Altijd. Ik houd steeds contact met het Spaansche land, want ik concipieer geen enkelen dans buiten Spanje om. Het dansen is een erfenis van een cultuur en los daarvan is het individu niets. Evenals de Spaansche componisten zoek ik de motieven dus in het land, waar ik door mijn afkomst mee verbonden ben.
Spanje heeft 49 provincies, die alle hun eigen dansen hebben. Er zijn over de honderd nationale Spaansche dansen, nog geheel afgezien van de historische dansen. Er zijn dorpen, die dicht bij elkaar liggen en wier dansen toch vrijwel niets op elkaar lijken.’
- Zijn deze volksdansen op weg om te verdwijnen? En zoo ja, acht u het mogelijk daar iets tegen te doen?
Dit thema schijnt Argentina bijzonder te interesseeren, althans zij geeft er met bijzondere geprononceerdheid haar ideeën over ten beste.
‘Er is inderdaad veel verdwenen, en bezig te verdwijnen. Op verschillende plaatsen kwijnen de oude dansen nog, en dat is zeer jammer, omdat zij de eigenheid van de Spaansche cultuur representeeren als misschien geen andere uiting. De gemakzucht speelt daarbij ook een rol, want de téchniek van de dansen wil geleerd worden en is volstrekt niet eenvoudig.
Om den Spaanschen volkdans in stand te houden, moet men hem liefhebben en hem bovendien grondig kennen. De republiek doet wel iets meer in deze richting, maar het is alles toch nog zeer onvoldoende. Een van de doeltreffendste middelen ter propageering van den volksdans zou zijn het organiseeren van jaarlijksche concoursen, waarbij op het wedstrijdinstinct der Spanjaarden wordt gespeculeerd. “L'amour propre débordant” zou hier een voortreffelijk middel zijn in dienst van de Spaansche volkscultuur! Maar men moet daarvoor in de eerste plaats een ernstige en technisch uitstekende leiding vinden.’
- Waarom noemt u zich La Argentina?
‘Omdat ik toevallig in Buenos Ayres geboren ben. Mijn ouders waren beiden dansers. Om u te bewijzen, dat ik al voor mijn geboorte gedanst heb, wil ik u wel vertellen, dat mijn moeder nog gedanst heeft, toen zij al acht maanden zwanger was. Ik ben dus in letterlijken zin met den dans gegroeid.’
- Mag ik dat in de krant zetten?
‘Waarom niet?’
Ja, waarom eigenlijk niet? Maar men vergeet nooit, dat men voor Hagenaars schrijft, zelfs niet in tegenwoordigheid van een Spaansche danseres....
Dans is gracie.
- Hoe denkt u over de danskunst van Mary Wigman en de ‘Duitsche school’?
Op deze vraag verwacht ik eigenlijk geen complimenteus antwoord; en inderdaad, Argentina tracht geen sympathie te veinzen voor een vorm van dansen, die haar uiteraard volkomen vreemd moet zijn.
‘Dit soort dansen gaat tegen al mijn principes in; ik houd er niet van, ik vind het kunstmatig. Voor mij is de dans iets, dat de natuurlijke schoonheid moet bevorderen; en wat kunstmatig is, is voor mijn gevoel leelijk. Ik heb al jaren geleden voorspeld, dat deze dansstijl als een tijdelijke mode voorbij zou gaan, en ik geloof, dat de tijd mij nu gelijk geeft.
Men moet alleen dansen om de gracie van het lichaam. Een vrouw, die danst, wordt een andere, gracieuzer vrouw; en dit bedoel ik niet in den kitschigen zin van het woord. Volgens mij zou iedere vrouw moeten dansen; het dansen is de natuurlijke lichaamscultuur. Vroeger hadden de scholen in Spanje een dansklasse; de dans werd toen beschouwd als iets, dat vanzelf sprak, dat een algemeen belang was’.
In dit oordeel, gelukkig verre van de historische objectiviteit der alles-begrijpenden, vindt men de geheele danskunst van Argentina terug; het spontane, het ‘volksche’, het ‘zuidelijke’ kiest in die kunst partij tegen elke ‘diepzinnigheid’, die men in den dans kan binnensmokkelen. De ziel is hier nog niet iets, dat als afzonderlijkheid wordt gedacht; in de dansen van Argentina is ‘ziel’ slechts een andere naam voor lichaam.
Ik heb van Argentina geen afscheid genomen zonder haar te vragen, hoe men volgens haar eigenlijk over haar dansen zou moeten schrijven, als men geen technische pretenties heeft. Ziehier haar antwoord:
‘Als men geen technicus is, moet men vooral niet probeeren het te schijnen. Misschien zijn er een of twee theoretici op de wereld, die werkelijk de technische geheimen van den Spaanschen dans volkomen kennen. Ik heb vaak zoogenaamde technische beschouwingen over mijn dansen gelezen van menschen, die blijkbaar meenden, dat de techniek iets is, dat op het tooneel zichtbaar wordt. En dat is volkomen onjuist; de techniek is het verborgene, dat alleen waarde heeft voor hen, die zelf het “vak” kennen. Men kan dus als criticus niet beter doen dan op te schrijven wat men voelt, dan in woorden over te brengen, wat het gebaar gezegd heeft. Want het gebaar was voor het woord, en het is daarom meer menschelijk dan welke andere uiting ook.’
M.t.B.