Variété
Blijspel van Ivan Noé
Bij het Hofstadtooneel

Het clownsbestaan heeft al meer dan één tooneelschrijver geïnspireerd tot het schrijven van een stuk; men zal zich o.a. zeker nog herinneren het weemoedig-speelsche ‘Voulez-vous jouer avec moa?’ van Marcel Achard, waarvan wij ook in Nederland een opmerkelijke opvoering hebben gezien. Ook Yvan Noé heeft het variété-nummer als achtergrond gekozen voor zijn comedie; de partner-secretaris van den clown Teddy geeft zich uit voor dezen Teddy zelf, om de liefde van een jongedame te winnen, die op de illusie van het nummer is gegroeid. Dat loopt natuurlijk op een gegeven moment spaak, vooral omdat de totnogtoe eerlijke partner, die met het chèqueboek van zijn baas volkomen zuiver manoeuvreerde, door zijn pas verworven geluk zoo wordt overweldigd, dat hij in het wilde weg met de bankrekening van Teddy gaat huishouden, alsof er van dekking geen sprake behoefde te zijn. En als nu ‘zij’ in de kleedkamer komt en ontdekt, dat Teddy en de voorgewende Teddy, haar minnaar, geenszins identiek zijn, heeft men de poppen aan het dansen en alleen Yvan Noé weet precies, hoe hij er toch nog een happy end aan kon draaien.

Een zeer zwak stuk, dat men afdoende zou kunnen karakteriseeren door te zeggen, dat het eerste bedrijf verreweg het aardigst is en het derde nog zwakker dan het tweede. Men kan het geheel noch als amusement, noch als iets anders ronduit genieten, want de auteur mengt de lach en de traan zoo door elkaar, dat de combinatie van beide op den duur een erg flauw smaakje in den mond achterlaat. Daarbij is het gegeven te mager om alle vulsel goed te kunnen maken, dat Yvan Noé voor deze gelegenheid heeft gerequireerd. Er komen een paar vermakelijke scènes, maar men denkt, dat er zich iets achter die grappigheid zal gaan voltrekken en juist dit blijft tot het eind toe uit.

Het stuk moet niet bijster prettig zijn om te spelen, zou men zoo zeggen op grond van de vertooning door het Hofstadtooneel. Na een werkelijk heel aardigen inzet met de eerste acte, zakte het spelpeil al spoedig af, en in het derde bedrijf was het vaak op het dilettantische af. Ik heb pas mijn groote bewondering uitgesproken voor de superieure interpretatie van Somerset Maughams ‘Heilige Vlam’ door dit gezelschap; welnu, hier zag men helaas het tegendeel. Cor van der Lugt Melsert, die ook de regie had, was in het begin veelbelovend als de partner, die zijn groote gelukskans krijgt: maar het bleef dan ook bij een paar amusante scènes (zooals b.v. de twee dialoogjes met den directeur van de Music-Hall); wat de schrijver aan goedkoope tragiek in de rol heeft probeeren te verwerken, kwam er bij van der Lugt niet uit. Ook Annie van Ees, die een paar fraaie costuums droeg, had geen veine als de ‘zij’ wier bestaansachtergrond tot op het laatste moment duister blijft; er kwam geen leven in haar spel en de geheimzinnigheid van deze juffrouw werd lichtelijk irritant in plaats van spannend. Gimberg als de echte Teddy had wel iets geks over zich, maar alleen met dwaasheid een rol creëeren, die men bovendien niet best kent, is wat veel gevergd. Een paar aardig gespeelde bijrollen waren de cassière van Mimi Boesnach, de directeur van de Music-Hall van Hans van Ees en Bob Oosthoeks journalist (deze jonge acteur heeft zeker komisch talent).

De Schouwburg was vrij goed bezet en ook tot applaus genegen. Er waren voor verschillende spelers fraaie bloemen.

M.t.B.