Alexander Moissi overleden
Een groot tooneelspeler heengegaan
Lyricus onder de acteurs

Alexander Moissi, de tooneelkunstenaar, wiens kunst in vele landen een klankbodem vond, is gisteravond, volgens een telegram uit Weenen, aldaar ontslapen. Juist voor het begin van een tournée met Man weiss nicht wie (Non si sa come), het nieuwe stuk van Pirandello, dat hij ook in Nederland zou brengen, was hij ziek uit Italië te Weenen aangekomen, waar hij aan longontsteking is overleden.

* * *

De tooneelspeler Alexander Moissi, die eenige dagen geleden vrij onverwacht ziek is geworden, is gestorven. Het is een groot acteur, die heen is gegaan; een figuur, die niet aan een bepaald land, maar aan Europa behoorde. Door geboorte behoorend tot het romaansche ras (van vaderszijde afstammeling van Moissi Golemi, een generaal van Skanderbeg, van moederszijde Italiaan) en misschien als zoodanig reeds uitverkoren voor het tooneelspelersberoep, is hij gedurende zijn loopbaan, voor zoover hij niet op tournee was, meestal in Duitschland en Oostenrijk geweest, terwijl men hem voor eenige dagen het Italiaansche staatsburgerschap heeft verleend. Moissi is n.l. sedert de revolutie van 1933 niet meer in Duitschland opgetreden, aangezien hij niet mee kon gaan met het nieuwe regime.

Moissi speelde zichzelf.

Een zeer internationale persoonlijkheid dus. Ook Nederland heeft hem vele malen als gast gezien en bejubeld. Men kent hier uit eigen aanschouwing verschillende van zijn grootste rollen: Fedja in Tolstoi's ‘Lebender Leichnam’, Oswald in Ibsens ‘Gespenster’, Hendrik IV in het gelijknamige stuk van Pirandello, enz., enz.; en nog verleden jaar speelde hij in ‘Don Carlos’ van Schiller den markies van Posa en in ‘Die Wildente’ den ouden Ekdal; verder heeft hij hier ook voor de radio gedeclameerd, en is op initiatief van ‘Het Vaderland’ met voordrachten in Diligentia opgetreden. Men weet dus, wat Alexander Moissi vertegenwoordigd heeft; hij is ook voor ons een bekende, wiens dood een leegte zal achterlaten in het tooneel-leven.

Moissi behoorde tot die acteurs, die in de eerste plaats zichzelf spelen. In dit genre had hij een enorme volmaaktheid bereikt; zijn bijzondere stem eigende zich bij uitstek voor een lyrische voordracht van de rol, die hij creëerde, zijn expressieve gelaatstrekken en gemakkelijk te extasieeren oogen hadden alles mee, om die lyriek tot de hoogste mogelijkheden op te voeren. Moissi had niets van den ‘mooien man’; zijn physiognomie was eerder leelijk; maar alles werd opgeheven in de expressiviteit van het masker, waarmee hij de schouwburgen van Europa in zijn ban hield. Hij speelde op de zenuwen van het publiek en was in dit opzicht dan ook geheel en al het type van den acteur van den ouden stempel, die aan een prachtige techniek een ver doorgevoerd individualisme paart om effect te bereiken. Dat wil niet zeggen, dat Moissi zich niet in een ensemble wist te voegen; hij is niet voor niets een ontdekking van Max Reinhardt; maar zijn talent is niettemin dat van den grooten ‘solospeler’, die met zijn ikheid het tooneel beheerscht en zijn omgeving in zich opslorpt.

Moissi speelde zichzelf: d.w.z. hij was op het tooneel een Narcissus, die zijn eigen speelschoonheid aanbad in welke rol ook die hem lag; en als zoodanig (hoeveel gevaren zulk een eigenschap ook meebrengt) heeft geen der thans levende acteurs hem overtroffen.

M.t.B.