Ballet Menaka
Kurhaus
Het ballet Menaka moet men eigenlijk minstens tweemaal zien, wil men het op zijn volle waarde kunnen schatten; althans zoo komt het mij voor, die het gisterenavond voor de tweede maal zag optreden en wel met nog aanmerkelijk meer voldoening dan den vorigen keer. Omdat het ritueel van deze danskunst voor ons een abstract karakter heeft, wil het bestudeerd zijn, niet alleen simpelweg verteerd; men heeft eenigen tijd noodig om te acclimatiseeren, eer zich het raffinement van dezen stijl volkomen geeft. Ik constateerde dat vooral bij het groote driedeelige ballet na de pauze, ‘Peva Vijaya Nritya’, dat de gedaantewisseling van Vishnu tot onderwerp heeft. Bij een herhaald zien heeft men gelegenheid zich ook in de dramatische beteekenis van het ritueel te verdiepen; het wordt, behalve dans, ook een gebeuren met een psychologisch benaderbaren ondergrond; de karakters krijgen duidelijker omtrekken, naarmate men vertrouwder wordt met de symboliek.
Het lijkt mij niet aan twijfel onderhevig, dat het ballet Menaka den oorspronkelijken zin van den Indischen dans ondanks de aanraking met Europa heeft gehandhaafd. Misschien zijn in onderdeelen Europeesche invloeden ingeslopen, maar de basis is absoluut on-Europeesch. Deze danskunst blijft, ook waar zij erotische of speelsche gegevens binnen haar sfeer betrekt, steeds meer een beeld van beheersching dan van overgave; ook de passie blijft streng gestyleerd, ook het meest directe gevoel blijft in den ban van een indirecte voornaamheid. Zoo komt het ons ten minste voor; het is onze interpretatie, en wij kunnen niet gemakkelijk controleeren, hoe de Oosterling zich tegenover onze danskunst verhoudt. Zeker is, dat uit het optreden van het ballet Menaka duidelijk blijkt, hoe weinig men de aesthetische gewaarwordingen van de veel gecompliceerder ‘cultuur-vergelijkende’ kan scheiden; want hoe meer men in den zin der gebaren doordringt, dus den afstand tusschen twee culturen verkleint, hoe schooner de gebaren worden. Het lijkt mij niet uitgesloten, dat b.v. boeren uit nog vrijwel afgesloten provinciestreken, die volstrekt ingesteld zijn op het eigene en aan cultuurvergelijking nooit hebben gedacht, de dansen van Menaka als horribele zotternij zouden verfoeien. Alleen een gecompliceerde beschaving is in staat zichzelf zoover te ‘onteigenen’, dat zij het ‘andere’ schoon leert vinden....
Men wordt de tweede maal vooral getroffen door de sterke persoonlijke eigenschappen van vrijwel ieder dezer dansers afzonderlijk. In de eerste plaats natuurlijk door Menaka zelf, maar zeker niet minder door het prachtige werk van Ramnarayan en Gauri Shankar, twee dansers, die onderling ook weer markante tegenstellingen zijn; de eerste een vorstelijke, mediteerende Shiva, de tweede een felle, duivelsche stormgod en tevens een snel gebarend vliegeroplater. Ook Malata, die in het groote ballet Vishnu's gemalin Lakshmi danst, is een zeer gevoelige kunstenares, die iets persoonlijks in haar expressie weet te brengen. Een bijzonder verdienstelijk ensemble derhalve, dat oude tradities opnieuw weet te bezielen.
Het orkest, dat de begeleidende muziek verzorgt, is op zichzelf al de moeite waard. De solo's (sarode, tabla tarang, sanai) door verschillende leden van dit orkest gespeeld, vereischen dezelfde acclimatiseering als de dansen van den hoorder maar winnen hem dan ook in dezelfde mate.
De zeer goed bezette Kurhauszaal was natuurlijk vrijgevig met applaus. Menaka ontving bloemen. Het afscheid zal wel niet definitief zijn!
M.t.B.