Le faiseur
Balzacs comedie in nieuwe adaptatie
Alliance Française

Eenigen tijd geleden heeft Cor Ruys met zijn gezelschap hier een wederopvoering gebracht van Balzacs ‘Mercadet’. Die opvoering was een succes, vooral door de créatie van Ruys in de titelrol, en door de amusante intrige van Balzac en d'Ennery. Het feit, dat het vermaarde ‘Mercadet’ nog altijd een door en door levende comedie is, schreef ik toen, dankt het stuk niet in de laatste plaats aan de permanente actualiteit van het gegeven. De fantasie van den speculant is heden ten dage niet anders dan zij vroeger was, al speculeert men tegenwoordig in andere objecten, en het type van den zwendelaar zal zich (mengsel van genie en wind als het is) in den loop der jaren ook wel niet al te zeer gewijzigd hebben. Althans: men ruikt de devaluatie in de drie bedrijven oplichterij van Mercadet, die zoo grotesk uitloopen op een zonderlinge triomf der realiteit: de terugkeer van den reeds lang tot een door Mercadet geëxploiteerde hersenschim geworden compagnon. Met al zijn vermakelijke verschuivingen van situaties en negentiende-eeuwsche terzijdes is de tekst nog zeer bruikbaar, eenvoudig omdat de gestalte van den speculant steeds meer leven krijgt, naarmate de handeling voortschrijdt. Een comedie van ‘typen’, meer dan van realistisch geziene menschen, maar in haar soort een knap werkstuk. Dit genre comedie is meer een spel met menschen (van den auteur) dan een handeling van menschen; men raadt den toneelconstructeur achter de schermen, maar zonder zich boos te maken over zijn aanwezigheid. Mercadet is een speculant, zeker, maar hij is voor alles een stuk virtuositeit van den schrijver zelf.

De Alliance Française heeft nu een nieuwe bewerking ten tooneele gebracht (van Simone Jollivet), die te danken schijnt te zijn aan het initiatief van den Parijschen regisseur Charles Dullin. Men heeft (te oordeelen althans naar de opvoering van gisteravond) het geheele geval getransponeerd in de wat geforceerde naïeveteit van het ‘pure tooneel’; de nadruk wordt dus gelegd op het ‘algemeene’, het specifiek-negentiende-eeuwsche krijgt daarbij het karakter van een sterk aangedikte klucht. Te oordeelen alweer naar wat wij gisteren te zien kregen, kan ik die verandering niet bewonderen. Deze commedia dell' artegrapjes (een belletje, een typeerend muzikaal motiefje van Darius Milhaud bij het opkomen der personages, een rhythmisch huppelende huisknecht en soortgelijke effecten) leiden af van de figuur Mercadet en van het reëele probleem, dat op zichzelf aardig genoeg is. Waarom wil de moderne regisseur het toch met alle geweld beter doen dan de schrijver en een paar goede acteurs om zijn tekst op de zaal over te brengen? Deze nieuwe naïeveteit is wat verdacht van gehalte. Maar bovendien wordt de critiek nog moeilijker, als de grapjes maar gedeeltelijk lukken en het (op zichzelf smaakvolle) gordijn niet open wenscht te gaan, al wordt er nog zoo hard aan getrokken. Alles bij elkaar genomen, rammelde de vertooning van de Fransche artiesten tamelijk erg, en wat hoofdzaak is: een Mercadet om het stuk te dragen, zooals Cor Ruys dat deed, ontbrak. Bij Ruys werd alles een zwierig goochelen met leege eierdoppen, die voor eieren moeten doorgaan, zoodat het echte ei (Godeau) den toeschouwer tenslotte het fantoom leek van een overspannen geest. De Mercadet van Jean Janvier miste het élan, het winderige en tegelijk opzweepende van het spel met fictieve waarden, Hij was niet onvermakelijk, daarmee is alles gezegd; een speculant, die het tooneel beheerschte, was hij niet.

Onder de overige spelers was wel eenig verdienstelijk materiaal, maar er kwam niet veel uit. Noch Cathérine Fontenay als madame Mercadet, noch mej. Copez als haar dochter maakten bijzonderen indruk door hun spel. Minard werd door Montlahuc in den bij de nieuwe naïeveteit behoorenden stijl gespeeld; door de schuldeischers en de twee dandy's werd niet meer dan getypeerd.

Het applaus van de volle zaal was in overeenstemming met de matige prestatie.

M.t.B.