Vicente Escudero
Carmita, Custodia Romero
Dansavond Kon. Schouwburg

Na den onverwacthen dood van Argentina zijn er verschillende candidaten naar haar benijdenswaardige positie van alleenheerscheres; maar degenen, die men tot dusverre zag optreden, waren alle haar minderen. Daarom is het bestaan van Vicente Escudero en zijn partnerinnen een verheugend symptoom; zij kunnen een ‘triumviraat’ (men vergeve den weinig toepasselijken term) vormen, en samen zullen zij zeker in staat zijn hetzelfde te bereiken, wat Argentina wist te bereiken: volle zalen te overtuigen van de vitaliteit en zelfbeheersching, die in den Spaanschen dans tot expressie worden gebracht.

Escudero, zoowel als de danseressen Carmita en Custodia Romero, die hem vergezellen, zijn technisch voortreffelijk geschoolde kunstenaars. Zij staan alle drie dichter bij ‘het volk’ dan Argentina, die, hoewel zich steeds inspireerend op volksmotieven, een zuiver persoonlijk genre had weten te creëeren, dat iets op zichzelf was geworden. Escudero blijft, ook in zijn meest virtuoze prestaties, volkomen een volksdanser, al moet men zijn bescheidenheid niet al te nauw nemen; natuurlijk is zijn formidabele voetenwerk en zijn soms demonische expressiviteit geen erfenis van een collectieve traditie. Maar zijn dansen zoowel als die van zijn partnerinnen staan nog voor een deel ‘midden in het leven’; er gaat soms een gespeelde inleiding aan vooraf, zij zijn (wat de vrouwen betreft) veel directer erotisch en nauwer aan de anecdote verbonden. Dat neemt niet weg, dat zij beheerscht en doorzichtig zijn, ver van alle vulgariteit en kitsch. Met name Escudero, die alle qualiteiten bezit van een ‘koning der tapdancers’, weet in zijn dansen een soort harde waardigheid te leggen, die een vulgair ‘laisser aller’ bij voorbaat uitsluit. Hij is daarom veel meer dan een variétéheld; achter dit soms gesloten, soms humoristische masker van fanatieken boer leeft een duivelsche fantasie. Men kan dat afmeten vooral aan zijn dans zonder muziek in een magischen lichtcirkel, Het trappelen en onderbreken krijgt hier een spookachtig irreëel karakter; men hoort er het aftrekken van een onweer, maar ook het knetteren van machinegeweren in; tot Escudero in een snaaksche toegift opeens met zijn vingers de.... tooneelomlijsting gaat bespelen, als zocht hij in een bui van verstrooidheid een vloo. Een wonderlijke persoon, die zijn eigen diagonalen tegenspreekt en zichzelf herhaaldelijk den voet moedwillig dwars zet; de dans geworden verrassing. In ‘Garrot in Gitano’, die hij met Carmita en Romero samen danst, is hij met zijn soortement zuidwester een oude faun; maar in den slotdans ‘Farruca’ en de ‘Danza de lo Moniero du Tricorne’ heeft hij weer heel andere, onberekenbare accenten.

Naast hem moet de danseres Carmita met eere genoemd worden. Zij is technisch uitstekend geschoold, in haar fantasie (voorzoover één avond daarover kan laten oordeelen) beperkter dan Argentina, maar zeker niet minder meesleepend in haar élan. Haar ‘Asturiana’ is bijzonder geestig en doet even aan Argentina's ‘Garterana’ denken, zonder dat die herinnering hinderlijk is: integendeel, Carmita laat een voortreffelijken indruk achter, ook door haar andere dansen. Haar collega Custodia Romero is een ander type, loomer en minder op den humor ingesteld, maar in een tragen dans met verrassende nevenmotieven als b.v. ‘Zambra Gitana’ juist daardoor zeer persoonlijk.

Een volle schouwburg heeft gisteren met stijgende geestdrift Escudero en zijn partnerinnen gevolgd; het bijwijlen stormachtig applaus noopte hen alle drie tot toegiften, waarmee zij dan ook royaal waren. Tot het overtuigende succes droeg ook bij de guitaarspeler Sabas Gomez, die zoowel in de begeleiding van sommige dansen als in eenige soli excelleerde; de pianist Lebenson zorgde verder op uitstekende wijze voor het accompagnement. Het zou mij niet verbazen, als Escudero voortaan een vaste rol zou gaan spelen in het Haagsche seizoen!

M.t.B.