De keizer van Amerika
‘The Apple Cart’ van Bernard Shaw
Bij het Hofstadtooneel
De Shaw, die dit stuk geschreven heeft, vertoont in den meest exuberanten vorm alle eigenschappen, die hem in vroegere perioden van zijn leven zijn talent steeds bedreigden, maar niet vermochten te dooden. Het zijn de eigenschappen van den onvermoeiden redenaar en moppentapper in Hydepark, die van iedere politieke en sociale gebeurtenis gebruik maakt om er zijn publiek mee te amuseeren. Van eenig werkelijk gestalten-scheppen is in dit stadium geen sprake meer; de appelenkar van den gijn rolt maar door en door, totdat het gordijn valt over twee volgeprate bedrijven en een dolzinnig tusschenspel.
Waarom wordt dit stuk door het Hofstadtooneel, dat tot dusver zulk een voortreffelijk seizoen achter zich heeft, weer op het repertoire genomen? De tachtigste verjaardag van G.B. is wat suspect als aanleiding. De pas verleden crisis der democratie in Engeland? Dan zou de satyre al zeer te onpas zijn, want de democratie is er met een zekere eer uit te voorschijn gekomen, die allerminst in overeenstemming is met het stelletje ruziënde ministers, dat Shaw hier ten tooneele voert. Of was er momenteel gebrek aan een nieuw stuk? Er waren dan andere en betere Shaws ter hulp te roepen geweest. Shaw zal, als figuur, misschien even weinig klassiek worden als Ibsen, maar een stuk als ‘Candida’ (door zijn biograaf Frank Harris zijn beste werk genoemd en zelfs boven het toch zeer belangrijke ‘St. Joan’ gesteld) zou men met genoegen weer eens terugzien. Uit stukken als ‘The Apple Cart’ en het daarop gevolgde ‘On the Rocks’ kan men echter alleen maar opmaken, dat er ook voor een populairen tooneelschrijver een tijd van komen is èn een tijd van gaan. Deze parodie op de democratie is te goedkoop; er zit een rijke voorraad satyre in den democratischen maatschappijvorm, evengoed als in de dictatuur, maar daarvan blijkt uit de ellenlange, soms vermakelijke en dan weer minder vermakelijke kibbelarijen van Shaws ministerraad niets. Shaw is zelf te veel straatprediker om de straat te kunnen ironiseeren anders dan in oppervlakkige glossen.
Zoo heeft men dan gisteren aanmerkelijk gelachen om den onuitputtelijken kwibusgeest van Shaw, en tegelijk de vergankelijkheid van dit werk van zijn ouden dag kunnen constateeren. De vertooning onder regie van Cor van der Lugt Melsert, die zelf in zijn glimlachenden en verzorgden stijl den voor een ultimatum gestelden koning Magnus speelde, was vlot, maar kon de leemten van het stuk niet camoufleeren. Ik noteer van de bezetting een aardigen minister-president van Adolphe Engers (kruising van Lloyd George en Staatsraad Limburg), bijgestaan door allerlei andere carricaturen van democratische parlementariërs, waaronder ook twee dames (Fie Carelsen, Mimi Boesnach; Alex Hoek, Bob Oosthoek, Jan v.d. Linden, Theo Frenkel en Gerard Arbous). In het onmogelijke tusschenspel, dat eindigt met een rolpartij van je welste, streed Annie van Ees vergeefs met de rol van 's Konings geliefde Orinthia. Anton Roemer kwam als gezant van Amerika een vereeniging van staten verkondigen, die misschien niet onwaarschijnlijker is dan de rest der verwikkelingen.
Een goed bezette schouwburg, en bloemen voor verschillende medespelenden. Maar geen apotheose van den tachtigjarigen Shaw.
M.t.B.