Klankenparade
Het A.B.C.-Cabaret
Diligentia
Van tijd tot tijd duiken er in de residentie Nederlandsche cabaretgezelschappen op, die men in twee hoofdgroepen kan verdeelen: de eene groep lijkt naar niet veel, de tweede groep lijkt naar niets. En zoo hebben wij wel eens getwijfeld aan de mogelijkheid van een Nederlandsch cabaret, dat geen ten halve of geheel mislukte imitatie was van een buitenlandsch voorbeeld.
Het A.B.C.-cabaret onder leiding van Louis Gimberg (dat bijna al eens opgetreden was, maar toch niet-opgetreden is, zooals men zich zal herinneren) bewijst nu, dat de pessimisten ongelijk hebben en dat er in Nederland wel degelijk krachten zijn, die over de capaciteiten beschikken om een afwisselend, in vlot tempo afgewerkt en met technische vaardigheid gespeeld programma over het voetlicht te brengen. Het is werkelijk bijzonder verdienstelijk wat dit knappe ensemble presteert, van het begin tot het einde; het is meesleepend en, hoewel zonder diepzinnige pretentie, in de puntjes verzorgd; en vooral heeft men hier begrepen, dat een cabaret-programma slechts in kan slaan, wanneer ieder onderdeel af en verzorgd is, als gold het telkens het belangrijkste nummer. Een enkel bezwaar slechts: de verdeeling van de ‘schotels’ kan men gevoeglijk wat omgooien, want gisteravond kwam er na de pauze nog veel aardigs.... maar geen climax. Door een kleine wijziging in de volgorde moet dat te verhelpen zijn.
Zonder de verdiensten der andere medewerkenden te verkleinen, wil ik vooropstellen, dat drie menschen dit cabaret dragen: Louis Gimberg, Corry Vonk en Wim Kan. Gimberg is de confereerende trait d'union, die in deze kleinkunstrol zeer goed thuis is; hij heeft een enthousiasme en tevens een inslag van gemoedelijke heerigheid, die aanstekelijk werken op de zaal; zijn ‘Prinz’ is bovendien onbetaalbaar, terwijl hij in diverse eenacters excelleert. Corry Vonk is voorts van de medespelenden wel de meest virtuooze. Zij is, hoewel klein, groot in het kruipen in diverse huiden; de metamorphosen, die zij in dit programma doormaakt (van veelvraat tot bijziende boerendochter), zijn waarlijk verbluffend. Een hoogst origineel komisch talent, deze Corry Vonk, spits, schel en beweeglijk, als geknipt voor het cabaret; maar ook in staat om een ernstige voordracht als ‘'t Konijn is Dood’ zonder sentimentaliteit te vertolken. Dan moet men Wim Kan een compliment maken over zijn dikwijls zeer geestige en nooit zoutelooze teksten, die het beste van hem als tekstdichter doen verwachten. Een nummer als ‘Conserven’, of ‘Menschen op Zondag’, of ‘We zijn zoo correct’ steken een heel eind boven het gemiddelde peil van het cabaret uit. Een van de succesnummers van dit programma is ook zijn ‘Altijd komt er ruzie van’ (met de heerlijke apotheose Hitler-Blum-Mussolini-Eden), dat zeer terecht een stormachtig applaus oogstte.
Verder zijn te noemen: Tilly Perin-Bouwmeester, die haar belangrijk aandeel aan het geheel zeer verdienstelijk volbrengt, al vind ik haar als chansonnière niet op haar best; Maria Marletto, die o.a. een voortreffelijke tropen-interpretatie geeft van het sprookje van Sneeuwwitje; Lou Ezerman, wiens natuurlijke talent hem ook thans allerminst in den steek laat; Fientje Berghegge in een paar aardige kleine rolletjes; en last not least de knappe pianisten Beuker en Denijs, wier muzikale imitaties in dit kader uitstekend passen. Wim Kan, dien ik als tekstdichter al noemde, toont zich hier ook een acteur met veel humoristisch gevoel voor het laconieke gebaar.
Een bijna uitverkocht Diligentia heeft het A.B.C-cabaret met groote geestdrift ontvangen. Ongetwijfeld was de reputatie van het gezelschap reeds uit Amsterdam naar hier doorgedrongen (afgezien nog van de gratis voorreclame door zekere jalousie internationale); maar het hartelijke en vaak zeer langdurige applaus heeft wel bewezen, dat die reputatie geen legende was. Verschillende malen werden bloemen opgedragen.
M.t.B.