De Groote Liefde
Tooneelspel van Franz Molnàr
Het Masker

Men kan het eigenlijk bij iedere gelegenheid, dat men een stuk van Molnàr te zien krijgt, weer constateeren: hij is een van de allerbeste tooneelschrijvers, en blijft dat. ‘De Groote liefde’ is daarbij een van zijn zeer goede stukken; en op grond van deze constateeringen valt het gemakkelijk te raden, dat ik over ‘De Groote Liefde’ niet veel anders dan goeds wil zeggen. Het is een staaltje van Molnàrs altijd vederlichten, en toch allerminst banalen en oppervlakkigen schrijftrant; het geeft weer uitstekende voorbeelden van zijn voortreffelijken, fijn-humoristischen tooneeldialoog, die zoo harmonisch op het rijk van de plankenillusie is afgestemd, zonder ook maar één moment in de platitudes, huiselijkheden en grollen te vervallen, waarin zijn collega's van het ‘vak’ zoo vaak behagen scheppen; het heeft, last not least, een zeer zuiver geconcipieerde en tot het einde toe als karakter en temperament knap volgehouden hoofdfiguur, de vrouw van den domineerenden wil en het ‘massregelnde’ gezag, Margit Agi. Al deze factoren (waarbij men trouwens nog diverse andere van secundair belang in het geding kan brengen) maken een bijzonder fijn genuanceerd tooneelstuk, luchtig en even skeptisch-cynisch aan den bovenkant, gevoelig zonder eenige sentimentaliteit aan den binnenkant.

Dit vrouwentype, onder Molnàrs handen natuurlijk met ironische details een tikje ‘geensceneerd’, maar nergens a priori onwaarschijnlijk geworden, heeft een zeer reëelen ondergrond in een soort vrouwen, dat leeft bij de voorbeschikking van de toekomst. Zij kunnen zich niet voorstellen, dat de wereld anders zou kunnen loopen dan in hun berekening is verondersteld; zij scheppen om zich heen sfeer van vanzelfsprekendheid en afhankelijkheid, die geenszins als slavernij wordt beseft, veeleer als ‘de natuurlijke toestand’. Tot, zooals in het vooruit berekende leven van Margit Agi, de verrassing een streep door de rekening haalt; de post ‘onvoorziene uitgaven’ komt in dit kasboek niet voor. Wanneer de verrassing het bestaan van Margit Agi, die haar zuster patroniseert en haar verloofde erbij, eenmaal in de war heeft gebracht, dan ontwikkelen zich de gebeurtenissen volgens een geheel andere logica: Margit ontdekt het irrationeele, en zij ontdekt daarmee tevens den achtergrond van haar eigen psyche; zij wordt verliefd op den artiest Ivan, die haar zuster ‘schaakt’. De botsing tusschen Margit en Ivan heeft Molnàr in een uitmuntend derde tafereel zich laten afspelen onder de oogen van een zekere gravin van Oroszy, die hier trouwens telkens als glimlachende, ironische en toch zeer humane scheidsrechter de partijen oordeelt, combineert en dirigeert. Men heeft weinig verbeeldingskracht noodig, om in deze figuur een ‘autobiographisch masker’ van Molnàr zelf te herkennen; zóó zou hij zich als schikgodin willen vermommen om over de menschheid te richten; een laatste oordeel zonder lawaai en vlammen, maar met een vergevende en mondaine skepsis.

Wanneer Margit haar zuster Irene eenmaal heeft afgestaan aan Ivan, nadat zij zichzelf en Irene haar liefde voor dezen Ivan bekend heeft, dan waagt Molnàr een slot, dat misschien niet geheel bevredigt, maar toch echt ‘molnaresk’ en dus noch valsch, rhetorisch of valsch-sentimenteel of een gewrongen happy end is, maar logisch uit het karakter van Margit voortvloeit. Hij wijst, mèt zijn oude gravin, vonnis, door Margit samen te brengen met den voormaligen verloofde van Irene, den model-man, die wel een dictator kan gebruiken. Het is een slot geheel in den stijl van dezen auteur, en het is, hoewel ietwat ‘métier’, toch de eenige mogelijkheid....

Het is eigenlijk jammer, dat deze première voor Den Haag zoo laat komt, want men zou haar vele reprises gunnen. Om Molnar, maar ook om de bijzonder doorwerkte en licht gehouden opvoering, die Het Masker van dit stuk heeft gegeven onder de superieure regie van Ko Arnoldi. Men zag het gezelschap hier op zijn best. Ank van der Moer speelt Margit Agi ronduit voortreffelijk; zij is de ideale vertolkster van deze rol, zij brengt zoowel de natuurlijke energie en beredderingsneiging als de natuurlijke ondergrondsche warmte met zeldzame spontanïteit in haar spel tot uitdrukking. Deze figuur leeft werkelijk, en dat is geheel volgens de intensies van Molnàr, die, als hij op zijn best is, op de planken levende menschen teekenen kan als weinigen.

Naast deze Margit noem ik dadelijk den uitstekend getypeerden Ivan van John Gobau. Hij speelt ongewoon humoristisch en genuanceerd ditmaal, en heeft de rhetorische bijgeluiden, die hem wel eens willen hinderen, volkomen laten varen. Even uitstekend is mevr. Royaards - Sandberg als de gravin, die het Laatste Oordeel vervangt; het mondaine mengt zich in haar creatie volkomen natuurlijk met de vrouwelijke wijsheid, die niet aan philosophische formules, maar wel aan practische recepten getoetst kan worden.

Georgette Reyewsky voldoet goed als Irene, al is er m.i. nog meer uit deze rol te halen; Leo de Hartogh, dien ik nog altijd geen groot acteur kan vinden, is als de heilige Alphons ditmaal toch wel op zijn plaats, al geeft hij te weinig ‘tegenwicht’ bij het slot. Mies Elout, Henny Kemler en Lize Servaes geven van de kleinere rollen een aardige typeering.

Een goed bezette schouwburg heeft hartelijk geapplaudiseerd, en zeker speciaal voor Ank van der Moer.

M.t.B.