Dokter A.B.C.
Het A.B.C. Cabaret in een medisch programma
Het A.B.C.-cabaret onder leiding van Louis Gimberg heeft zich snel een goede reputatie verworven, maar met dit nieuwe ‘medische programma’ heeft het zichzelf toch nog weer overtroffen. Terwijl het gezelschap tot dusverre meer een schotel met ‘allerlei’ placht te presenteeren, is dit programma een zekere eenheid, die door het medische beroep wordt bepaald. De verhouding van den mensch tot zijn dokter is altijd een delicate zaak, want hij heeft angst voor deze autoriteit, maar drijft tevens gaarne een beetje den spot met dit factotum voor verkoudheid, griep en kiespijn; van die tweeledige verhouding profiteert ‘Dokter A.B.C.’, de gezondheidskuur van dit ensemble. Het maakt den arts tot den criticus van de samenleving (een tikje satyre, een tikje levenswijsheid, ook wel van het sentimenteele genre), het maakt hem ook tot den gecritiseerde, die onder het oog van het publiek te kort schiet bij het uitdeelen van zijn recepten. Deze dokterslijn (geaccentueerd nog door witte jassen, niet alleen bij de medespelenden, maar ook bij de kellners in de zaal!) verbindt de verschillende nummers van het zeer gevarieerde programma.... losjes, zooals dat bij een cabaret behoort. Het voorbeeld was ook hier weer ‘Die Pfeffermühle’, maar het A.B.C.-cabaret heeft zich Nederlandsch genuanceerd en is dus iets op zichzelf geworden.
Van de krachten, die samen dit sympathieke gezelschapje vormen, hebben de meesten al een verdiende reputatie gekregen: Gimberg zelf, als een uitstekend conférencier (als zoodanig ziet men hem ditmaal te weinig!) en acteur voor kleine sketches; Corry Vonk, in dit programma op haar allerbest, en een wel zeer specifieke Nederlandsche variatie op het kosmopolitische element in de cabaret-wereld; Lau Ezerman, flegmatisch en zwaar in zijn onverstoorbaarheid, een zeer waardeerbare factor in het geheel; Tilly Périn-Bouwmeester, een verdienstelijke voordrachtkunstenares, die bovendien voor het ‘bijwerk’ zorgt; Wim Kan, geestig tekstschrijver en zich nog steeds ontwikkelend acteur, wiens capaciteiten voor het tooneel, en met name voor de ‘kleinkunst’, alles beloven. Onbekend was mij tot dusverre Lizzy Valesco, die in haar chanson Fientje de la Mar een weinig al te zichtbaar en hoorbaar plagieert, maar overigens haar plaats met succes inneemt. Beuker en Denijs behoeven wij wel niet speciaal te noemen voor hun muzikale medewerking, die als altijd op peil is.
Dit programma heeft talrijke verrassingen voor den toeschouwer in petto. Ik wil niet in opsomming vervallen en slechts een enkel voorbeeld noemen: ‘De IJdelheid’ van Corry Vonk; ‘De Dennen’, een origineel chanson met dezelve als hond; ‘De Domheid sticht een Partij’, voortreffelijke satyre op de hemdenvereering; ‘Onware Reuzengroei’, met een prachtigen dichter van Wim Kan; ‘Bacteriologie’, het lied van den ‘roddel’ in een zeer suggestief decor; en niet te vergeten de kostelijke ‘kippekuren’, een sketch, waarin Corry Vonk zich in drie schijngestalten metamorphoseert. En wat verzwegen is, is vaak niet minder.
Deze gezondheidskuur, gisteravond met geestdriftig applaus ingehaald, kan ik van harte aanbevelen. Men ziet het A.B.C.-cabaret in ‘topprestaties’.
M.t.B.