Pamplemousse
Comédie van André Birabeau
Galas Karsenty

Bij de Nederlandsche opvoering van dit stuk, die ditmaal aan de Fransche voorafging, is reeds over het (dertigste!) tooneelproduct van André Birabeau geschreven; door omstandigheden heb ik deze opvoering niet gezien, zoodat ik geen vergelijking kan maken. Wat het stuk betreft: het is, zooals reeds werd opgemerkt, geconcentreerd op een onecht kind, dat een negertje blijkt te zijn; de plichtsgetrouwe gade van den heer Monfavet meent, wanneer deze stervende..... schijnt, dit onwettige kind te voorschijn te moeten laten komen, om zijn vader op zijn sterfbed te omhelzen; daaruit vloeit de reeks van complicaties voort, die samen het vlot gecomponeerde blijspel van Birabeau uitmaken. Het is een blijspel, zooals er in Frankrijk zeer vele geschreven worden, en daaronder zeker niet het slechtste, al moet ik bekennen, dat het gesol met het werkelijk aandoenlijke negertje nu niet bepaald van groote verfijning getuigt; maar soit, zooiets bewijst in het algemeen iets tegen den smaak van het blanke ras. De combinatie van het zwarte bastaardje en de drie ‘echte’ kinderen van den heer Monfavet is ongetwijfeld het verdienstelijkste element van Birabeau's comedie; de wijze, waarop de ‘familieraad’ der ‘echten’ zich over den ‘onechte’ ontfermt, is aardig gevonden en uitgewerkt, evenals het gesprek tusschen den vader en zijn oudsten (wettigen) zoon, die hem nog een lesje in moraal kan geven. Voor de rest bestaat ‘Pamplemousse’ uit dat handig bereide mengsel van vlotte dialoog, amusante situaties en een beetje gewaagde (maar niet erg gewaagde) aardigheden, waarvan de tooneelschrijvers van het genre Birabeau het recept uitstekend kennen.

De opvoering wordt met Fransche beweeglijkheid zeer vaardig gespeeld. Het is vooral de grootmoeder-figuur, die hier op de lachspieren blijkt te werken, wanneer de houterige boonestaak Mme Maximilienne daarvan iets krachtdadig zots maakt (in tegenstelling tot de andere grootmoeder, van Lise Jaux, die het begrijpende en menschelijke element in deze tak van bedrijf voorstelt). Jacques Louvigny speelt een ronden, jovialen Monfavet, Mona Dol geeft een goede interpretatie van zijn gechoqueerde, afwijzende vrouw, Jacques de Féraudy kon men niet nonchalanter wenschen als den ‘importeur’ van het negertje, die tenslotte door den volksmond nog als de vader wordt gedoodverfd ook. Het spel der kinderen, inbegrepen het allerinnemendste negertje, is op een enkele exceptie na buitengewoon natuurlijk; ik heb voornamelijk den Jean-Pierre van Jean Gall bewonderd in zijn confrontatie met den vader, die wel de beste scène van het stuk is. Er zijn nog een paar vermakelijke rolletjes van Jean Coquelin en Marcelle Barry, die de rest wel doen.

Veel succes natuurlijk, en dienovereenkomstig applaus.

M.t.B.