Dangerous corner
The London Mask Theatre, ingeleid door J.B. Priestley
Nederland - Engeland

Het is de eerste maal, dat mij hier Engelsch tooneel onder de oogen komt; wij zijn in dit opzicht niet verwend, of liever: wij kregen van het Engelsche tooneel tot dusverre niets te zien. In verhouding tot wat de Fransche vereenigingen in Den Haag introduceerden, is dat nog minder dan niets, terwijl Engeland toch zeker geen geringer plaats inneemt in onze belangstelling dan Frankrijk. Daarom mag de voorstelling van gisteravond als een bijzonder heuglijk teeken van kentering worden beschouwd, te meer, omdat dit eerste stuk, dat door de vereeniging Nederland-Engeland naar hier werd gebracht, een zeer goede keuze was.

Priestleys ‘Dangerous Corner’ is onder den titel ‘Gevaarlijke Bocht’ in 1935 opgevoerd door het Hofstadtooneel, onder regie van mevr. Ranucci-Beckman. Ik kon toen spreken van een voortreffelijk gebouwd stuk, dat niet alleen spannend is, maar bovendien een zeer knappe en boeiende satire op de ‘waarheid’, die door menigeen nog in het algemeen voor heilzaam wordt gehouden. De menschen van dit stuk, aldus mijn bespreking, leven aan het begin van de eerste acte in zalige leugens; zij zijn in die leugens gestabiliseerd en kunnen best met elkaar opschieten zoo. Waarom ook niet? Twee ‘gelukkig’ getrouwde paren, een ongetrouwde vrouw en een ongetrouwde man, waarvan de oude schrijfster Maud Mockridge (die ook aanwezig is) veronderstelt, dat zij ook nog best eens een paar kunnen worden.... dat is de complete idylle. Maar nu komt er een ongelukkig toeval: een sigarettendoos met een muziekje erin ontketent de ‘waarheid’. Deze sigarettendoos heeft op zijn geweten, dat er tusschen Olwen Peel, de ongetrouwde vrouw, en Freda Caplan, een van de ‘gelukkig’ getrouwde vrouwen, even een kleine woordenwisseling ontstaat. Freda's man, Robert Caplan, wil er meer van weten; hij speurt een verborgenheidje, waarvan hij de draagwijdte niet vermoedt, iets dat samenhangen moet met zijn broer Martin, die ongeveer een jaar geleden zichzelf doodschoot. Zichzelf?.... Robert weet niet, wat hij doet, door naar de ‘waarheid’ te verlangen; want alles wikkelt zich nu in étappes af om de idylle te verstoren. Tusschen de zes menschen, de ‘gelukkigen’, blijkt het ‘geluk’ slechts een bedrieglijke schijn; de doode Martin (een gedegenereerd individu, naar men verneemt) staat als de verderfbrengenden demon op den achtergrond, om zijn afwezige persoonlijkheid groepeeren zich de ontstellende feiten, die tenslotte aan Robert de waarheid brengen.... maar niet als zegen, als afschuwelijke vloek, als de dood voor zijn laatste illusie. Hij gaat de deur uit om een revolver te grijpen....

Dan laat de schrijver zijn stuk weer beginnen, even voor het punt, waar de noodlottige sigarettendoos ter sprake kwam. Op het moment, waarop de ‘waarheid’ zal gaan rollen, vindt een der aanwezigen juist dansmuziek op de radio, en met een dans op de maat van den lieven, heilzamen leugen eindigt dit sterke stuk, dat met een gesprek over ‘waarheid’ begon.

Ik vergeleek ‘Gevaarlijke Bocht’ destijds bij het iets vroeger gespeelde stuk van Somerset Maugham, ‘De Heilige Vlam’, dat ook het karakter heeft van een gesublimeerd detectivespel, ook draait om een doode, dien men steeds onzichtbaar aanwezig weet als den protagonist. Men zou eveneens kunnen denken aan Pirandello, maar als speelstuk is ‘Dangerous Corner’ zeker de meerdere van een groot deel van Pirandello's repertoire. De dialoog is uitmuntend, de gecompliceerde relaties tusschen de zes menschen zijn scherp gemotiveerd en steeds volkomen psychologisch verantwoord. In zijn ‘Time, and the Conways’ (het eenige stuk van Priestley, dat bij mijn weten na ‘Dangerous Corner’ hier gespeeld is) heeft de auteur al die goede eigenschappen met een nog sterker inzet ten beste gegeven; daar vindt men ook het probleem van den tijd, dat in dit zijn eerste stuk meer bij wijze van ‘toegift’ aan het slot de heele handeling blijkt te beheerschen, als hoofdmotief doorgevoerd. Nochtans blijft ‘Dangerous Corner’ op zichzelf een uitermate knappe prestatie; ontstaan uit de sfeer, waarin ons zooveel gemiddelde romans binnenvoeren, de sfeer van gelukkige-ongelukkige huwelijken en aanverwante conflicten, stijgt het boven die beperktheid uit door de soberheid, waarmee Priestley zijn stuk heeft opgebouwd en afgeschermd tegen de in die sfeer gebruikelijke banaliteit.

De voorstelling, die het London Mask Theatre van Priestley's stuk gegeven heeft, was zeker de moeite van de kennismaking waard. Daarmee is niet gezegd, dat zij de Nederlandsche heeft overtroffen; afgaande op mijn herinnering, zou ik zeggen, dat de Nederlandsche als geheel zelfs beter was. Bij de Engelschen kon men in de mannelijke bezetting zoo nu en dan eenige melodramatische overspanning van den tekst constateeren; de vrouwenrollen werden echter zonder exceptie uitstekend gespeeld, waaraan Catherine Lacey als Olwen Peel, Ruth Lodge als Freda Caplan, die een sober en expressief beeld gaven van de vrouwelijke houding ten opzichte van de rollende lawine. Ook Stephen Murray als Charles Stanton was bijzonder goed; daarentegen kunnen (blijkens de Nederlandsche interpretatie) ook een Robert Caplan en een Gordon Whitehouse met veel minder uiterlijk effect gespeeld worden, dan hier (bij Michael Denison en Robert Harris) het geval was. Hun acteeren was op sommige dramatische hoogtepunten een weinig ‘overdone’, hoewel verder zeer waardeerbaar. Winifred Hindle en Lesley Brook hebben met veel smaak de beide andere vrouwenfiguren vertolkt. De knappe regie van Michael Macowan, had de genoemde dramatische hoogtepunten wellicht nog wat kunnen dempen.

Maar als geheel: een goede opvoering van een gezelschap jonge, begaafde spelers. De heer Priestley, verwelkomd door den heer Van Oorschot namens Nederland-Engeland, heeft zelf een korte, geestige inleiding uitgesproken, waarin hij zijn dank betuigde voor de welsprekende uitverkochte zaal. Hij karakteriseerde zijn ‘Dangerous Corner’ als een spel van ‘unactualized possibilities’ en dreef een beetje den spot met de wijze, waarop het ontstaan was: als een demonstratie van een romancier, die bewijzen wil, dat hij iets van de eischen van het tooneel begrijpt. Voorts sprak hij eenige woorden over het gezelschap, dat zich er op toelegt goede stukken te vertoonen zonder ‘stersysteem’, en hij eindigde zoowaar met een paar echte Nederlandsche woorden.... dit laatste, zonder in de ‘dangerous corner’ van onze taal te slippen.

Het applaus voor de opvoering, die door Sir Neville Bland, den Engelschen gezant, werd bijgewoond, was bijzonder hartelijk, de spelers zijn met bloemen overladen. Moge het bij deze eene voorstelling niet blijven.

M.t.B.