Honeymoon
Blijspel van J.B. Priestley
Het Nederlandsch Tooneel

Men moet een productief tooneelschrijver als Priestley is, blijkbaar ook wat ontspanning gunnen; non semper arcum tendit Apollo. Maar toch is het een heel kunststuk om drie bedrijven te vullen met niet zooveel meer als pure nonsens, zonder eeuwigheidswaarden natuurlijk, maar ook zonder tijdelijke waarden, zonder ‘idee’, zonder iets.... behalve een dartelen dialoog en een fantastisch huwelijksgeval van een actrice en een tooneelschrijver, die van elkaar houden, doch niet opgewassen zijn tegen de reclame en den publiciteitsdroom van een echten echt. Keith Flaxman, de tooneelschrijver, en Julia Chertsey, de actrice, minnen elkaar, kibbelen, vechten, glimlachen liefelijk tegen reporters en fotografen, onderhandelen over stukken en rollen, laten zich zg. scheiden, bezoeken elkaar daarna weer heimelijk etc. etc. Dit alles is de moeite van het navertellen nauwelijks waard; men moet zich met de service van het absolute Nihil amuseeren, en totaal vergeten, dat dezelfde Priestley ook een stuk als ‘Time, and the Conways’ kon schrijven. In dit geval ‘Honeymoon’ schreef zijn pen vermoedelijk heelemaal vanzelf, springend, dansend, soms uitglijdend, dan weer moed vattend, maar altijd op eigen gelegenheid, bij wijze van sport en training: ‘hoeveel bedrijven maak ik vol, al dartelend, ik, de vulpen van den heer Priestley?’

Priestley, of liever zijn autonoom geworden vulpen, bedenkt gekke dingen, en dat moet een regisseur nu maar op de planken brengen. Naar aanleiding van ‘Time, and the Conways’ merkte ik op, dat Priestley zoo voortreffelijk de kunst verstaat om niets anders dan tooneel te schrijven; welnu, met een geheel ander accent kan men dat ook van zijn blijspel ‘Honeymoon’ wel zeggen; hij geeft den regisseur plein pouvoir om van zijn tekst iets te maken, dat zich met den dartelen dialoog kan meten. Paul Storm, aan wien de regie van het geval was opgedragen, heeft er een stukje dwaze tooneelkolder van gemaakt, met werkelijk fraaie en poëtische (irrealistische) decors van Koen Limperg; hard en naar de klucht toe gespeeld het geheel, zonder verbloemen van de incoherentie. Hij zelf speelt den tooneelauteur Flaxman met animo en Joséphine van Gasteren, die meer uitmunt in de schelle dan in de weeke partijen, vertolkt de snel wisselende stemmingen van Julia Chertsey; men dankt aan hun samenspel menig vermakelijk oogenblik, vooral van hevige ruzie in het tweede bedrijf, in de nabijheid van het echtelijk étui. Louis de Bree heeft de lachers direct op zijn hand als manager van het tweetal (bijgestaan door den stotterenden Piet Rienks als reclame-agent); en dan hebben we nog, onder de andere personages van het tweede en derde plan, een roodharige juffrouw van Myra Ward met bijpassenden oom (Anton Roemer), een stuk of wat reporters, drie fotografen, uit de mouw geschud van één Theo Frenkel, en een amusant gespeelde schrijfster van satyres, die het bedrijf van kamermeisje uitoefent (Mies Elout).

Een vrij goed bezette schouwburg heeft vriendelijk geapplaudisseerd voor Priestleys vulpen.

M.t.B.