Theo Mann-Bouwmeester overleden
Zij stierf op haar 89sten verjaardag
Een der grootste tragediennes van ons tooneel
Hedenmorgen vroeg is in haar woning te Amsterdam op den dag van haar 89en verjaardag overleden mevrouw Theo Mann - Bouwmeester. Toen men haar vanmorgen vroeg wilde wekken, bleek zij kort tevoren te zijn overleden.
Het lot heeft wonderlijke spelingen. De verjaardag, het symbool van het voortschrijdende leven, is een dag van vreugde, van herdenking misschien ook, maar met het oog op de toekomst gericht. Op dien dag verwacht men, door een oud instinct gedreven, dat de dood verre zal blijven. Maar in het leven zijn de tragische contradicties vele; de dood heeft mevrouw Mann beslopen, in den nacht voor haar feestdag, en heel tooneellievend Nederland zal in den rouw gaan om het verlies van een der grootste tragédiennes, die ons land heeft gekend.
De officieele representante van een glorietijdvak
Mevr. Theo Mann - Bouwmeester had in onze kunstmaatschappij een geprivilegieerde positie. Ook al had zij den symbolischen ring overgedragen aan Else Mauhs, ook al had zij zich teruggetrokken ver van plankenland, zij bleef het symbool van den glorietijd van het tooneel, waaraan haar naam, evenals die van haar broeder Louis, onverbrekelijk is verbonden. Vele jongeren zullen haar niet meer hebben zien optreden; de herinneringen aan haar groote rollen behooren aan de ouderen, die nog weten van haar grandiose creaties als Marguérite Gauthier, als Madame Sans-Gêne, als Maria Stuart, Hanne in Hauptmanns ‘Voerman ‘Henschel’. Maar ook die alleen haar legende kenden, beschouwden haar als de officieele representante van een groote tooneeltraditie, als de eereburgeres van den Stadsschouwburg te Amsterdam.
Het werk van een tooneelspeler is vergankelijk. Men vergeet spoedig, wat hij presteerde tijdens zijn leven, omdat zijn prestatie niet wordt vastgehouden door een vereeuwigende materie, tenzij hij voor de film speelt. In den tijd van mevr. Mann was er nauwelijks een film, en haar groote naam heeft met de film niets uitstaande. Dat zij voor duizenden en nog eens duizenden een figuur van blijvende beteekenis werd, dankt zij dan ook uitsluitend aan haar onvergetelijke spel, aan de expressiviteit van een tooneelgebaar, dat niet gemakkelijk door de herinnering werd losgelaten. Indien, dit gebaar behoort tot een stijl, die niet meer ‘modern’ is; mevr. Mann heeft nog heel kortgeleden gepleit voor de oude, dierbare romantiek, die volgens haar niet ongestraft uit de tooneelspeelkunst is te verjagen; maar de qualiteit van haar speelstijl was meer dan romantisch alleen. Ook Marguérite Gauthier is niet meer ‘modern’; het is een ‘speelstuk’ geworden (oncomplimenteuzer gezegd: een draak), waarin wij de sentimentaliteit duidelijk genoeg zien, maar van zulke stukken wist het schouwburgpubliek onder ademlooze stilte te genieten door de expressiviteit van de vertolkers. Mevr. Mann heeft behoord tot de groote vertegenwoordigsters van deze in wezen 19e eeuwsche kunst; men heeft haar met Sarah Bernhard vergeleken, en niet ten onrechte.
Van haar zeven jaar af op de planken
Het was op 18 April 1850, dat Theodora Antonia Louise Cornelia Bouwmeester, zuster van den grooten Louis, te Zutfen geboren werd. Zij is uit 'n echte acteursfamilie gesproten en heeft dat in haar lange leven niet verloochend; groote tragediennes zijn voor hun carrière doorgaans voorbeschikt door hun afstamming. Het was ‘op tournee’, dat mevr. Mann-Bouwmeester werd geboren; onder een beter gesternte kan een actrice moeilijk het levenslicht zien!
Natuurlijk is ook Theodora Bouwmeester al heel vroeg op de planken geweest; zoo gaat het nu eenmaal met de kinderen van acteurs; evenals de Friezen met het ijs moeten de tooneelspelerskinderen met het tooneel zoo vroeg mogelijk vertrouwd raken. ‘Doortje’ Bouwmeester speelde op zevenjarigen leeftijd Klara in ‘Gabrielle’ van Augier. Toen zij tien jaar was fungeerde zij als Cupido in ‘De Gebannen Amor.’
In 1886 kreeg zij haar eerste engagement bij de directie Bouwmeester. Bamberg en de Boer, bij wie zij in den schouwburg Diligentia debuteerde. In haar memoires heeft mevr. Mann verteld, hoe kinderlijk blij zij was met dat contract, hoe zij dacht, dat alle voorbijgangers dat geluk op haar gezicht konden lezen.
De groote glorietijd is later gekomen. Zij heeft nog gespeeld in de Kleine Comedie te Rotterdam, in den Salon des Variétés te Amsterdam en in de operette bij Prot. Op 17-jarigen leeftijd was zij met den musicus Frenkel getrouwd, die echter zes jaar later stierf; groote zorgen voor het gezin van drie kinderen hebben de tooneelbeslommeringen van de groote actrice doorkruist.
Van A. van Lier begint eigenlijk de victorie. Van Lier ging in 1882 zelf het Grand-Theâtre te Amsterdam bespelen en mevr. Frenkel-Bouwmeester werd in zijn ensemble opgenomen. Haar succes was al spoedig overweldigend; zij werd het troetelkind van het Amsterdamsche publiek, dat kwam om haar te zien in de stukken van Sardou, in ‘Demi-Monde’ en ‘Marguerite Gauthier’ en zooveel ander werk, dat in die dagen furore maakte.
In 1885 volgde Theo Frenkel-Bouwmeester mevrouw Kleine-Gartman op als eerste kracht aan de Koninklijke Vereeniging; haar debuut in den Stadsschouwburg werd gevierd met Marguerite Gauthier. Het volgend jaar verwierf zij de gouden medaille van verdienste van koning Willem III en spoedig daarop werd zij in ‘Flora Tosca’ van Sardou hartelijk gehuldigd.
Groote rollen; de roeping van het tooneel
Wij noemden al eenige rollen, waarin de overleden actrice geschitterd heeft bij de Kon. Vereeniging, die zij van 1885 tot 1920 heeft gediend; haar afscheidsrol was Badeloch uit ‘Gijsbreght van Amstel’. Op goed geluk noemen wij enkele van haar voornaamste creaties: Madame Sans-Gène (met Louis als Napoleon), Antigone in ‘Oedipus’, Lady Macbeth, Catharina in ‘De getemde feeks’, Racines ‘Phèdre’, Gretchen, Maria Stuart, Judith (Hebbel), Hedda Gabler, Hanne uit ‘Voerman Henschel’ van Hauptmann (haar overgang van draak en salonstuk naar het naturalisme heeft haar talent nog verrijkt!), mevrouw Sanna in ‘Kwakzalvers’ van Henri Dekking, mevrouw George in ‘Trouwen’ van Shaw etc. etc.
In 1917 viel het gouden jubileum van mevr. Mann, dat luisterrijk is gevierd. Ook na haar afscheid van het Nederlandsch Tooneel (dat in 1920 met haar uit plankenland verdween) is zij nog opgetreden, tot zij in 1926 het tooneel voorgoed vaarwel zei met ‘Het kind der liefde’ van Henri Bataille. Op haar afscheidsavond te Amsterdam 6 October 1926, heeft minister Waszink het officierskruis van de orde van Oranje Nassau gespeld naast haar Fransche onderscheiding ‘de l'Instruction Publique’. Zij ontving tevens een pensioen van de stad Amsterdam.
Voor het laatst is mevr. Mann op de planken gekomen bij het overhandigen van den Mann - Bouwmeesterring aan haar ‘opvolgster’ Else Mauhs, na afloop van de voorstelling van ‘Vorstelijke Emigranten’ in den Stadsschouwburg te Amsterdam. Door deze sympathieke, symbolische daad bewees de tooneelspeelster ook het groote talent van een volgende generatie juist te kunnen beoordeelen. Bij die gelegenheid sprak zij ook uit wat zij van het tooneel verlangde:
‘Deze ring is het symbool, Else Mauhs, van onze kunst, die toen gevaar liep, maar ondanks alles hooggehouden zal worden. Ik geef hem u thans met den raad, dat als eens de tijd zal komen, wanneer gij uw opvolgster zult aanwijzen, ge dit in uw gedachten zult houden: Verwijder en ban van u af, zooveel het mogelijk is, bij het bepalen van uw keus alle persoonlijke anti- of sympathieën. Zie alleen naar de kunstenares.’
Nog altijd vol belangstelling....
Mevr. Manns belangstelling bleef onverzwakt voor alles wat het tooneel, de tooneelspelers en de plankenwereld betrof, en bij geen enkele belangrijke gebeurtenis, gala-premiëre of jubileumvoorstelling, ontbrak zij in den Stadschouwburg, waar het publiek altijd weer, wanneer de kleine grijze gestalte in de loge rechts van het tooneel werd ontdekt, door een ovatie te kennen gaf dat het niet was vergeten wat het Nederlandsche tooneel aan Theo Mann-Bouwmeester verschuldigd was. Nog in het najaar viel de 88-jarige actrice de eer te beurt, namens een verdwenen tooneelspelers-generatie het woord te voeren bij het 300-jarig bestaan van den Amsterdamschen Stadsschouwburg.
In Januari 1920 sprak mevr. Mann haar laatste woorden als ‘eerste rol’ van de Kon. Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel: ‘Wy gaen, en komen nimmer weer.’ Het zijn de woorden van Badeloch, en thans zijn zij van toepassing op de groote tooneelspeelster zelf, die na een lang en welbesteed leven de eeuwige rust is ingegaan.
Van den Stadsschouwburg te Amsterdam woei hedenmorgen reeds de vlag halfstok. Van daar zal ongetwijfeld op een nader te bepalen dag de begrafenis plaats hebben. Aan het begin van de avondvoorstelling van ‘De trein naar Venetië’, zal Dirk Verbeek voor het voetlicht treden om de groote doode te herdenken.
Ook onze stadgenooten hebben van den dood van de beroemde tooneelspeelster kunnen vernemen, omdat de vlaggen van den Haagschen schouwburg heden halfstok woeien.