Darja Collin
Edmée Monod de Froideville
Dansavond Kurzaal
Het Scheveningsche programma van Darja Collin bevatte een aantal oude en eenige (voor mij althans) nieuwe dansen. Onder de nieuwe is allereerst te noemen de Suite ‘Ce Soir à 8.15 heures’, die een lichten pantomimischen inslag heeft en de danseres uitstekend ligt; de ironische bijsmaak van Strawinsky's muziek komt ook in den dans bijzonder goed tot uiting. ‘La Puerte del Vino’ is, als ik mij wel herinner, niet nieuw; men ziet er Darja Collin niet op haar sterkst in, want het canailleuze, dat er in gelegd wordt, komt er niet geheel uit, blijft om zoo te zeggen een weinig academisch. Voor de pauze was het heele programma wat mat, ook de dansen van Edmée Monod de Froideville, en pas in de tweede helft kwam Darja Collin geheel los, al moet ‘L'Idole’, waarmee het eerste deel besloten werd, toch nog wel eens speciaal genoemd worden als een van de subtielste creaties van de danseres.
In de ‘Thème Gotique’, een plechtigen dans in wijnrood fluweel, streeft Darja Collin naar een styleering, die haar goed afgaat, al blijft men haar het meest waardeeren als de danseres van het coquette gebaar en het snelle tempo (‘Jota de Laine’, ‘Galop’). Ook de ‘Danse’ (Debussy), die een bacchantische losheid van beweging suggereert, houdt een wederzien voortreffelijk uit.
Edmée Monod de Froideville danste een mij onbekende ‘Sarabande’, die weinig indruk maakt, en voorts o.a. haar bekende ‘Polka 1900’ en ‘Ecossaises’, die het altijd (en terecht) ‘doen’.
Theo van der Pas begeleidde delicaat.
M.t.B.