Voor Zonsondergang
Tooneelspel van Gerhart Hauptmann
Het Nederlandsch Tooneel

Gerhart Hauptmann is in de laatste jaren een legende geworden, die men verplicht is zoo nu en dan te verifieeren; de diepe kniebuigingen voor het Derde Rijk van hem, eens den schrijver van het sociale medelijden met de armen en verdrukten, hebben zijn vroegere werkzaamheid in een ietwat zonderling licht gesteld, maar dat neemt niet weg, dat wij rechtvaardigheid tegenover zijn werk hebben te betrachten, en dienen te erkennen, dat hij in een stuk van zijn ouden dag, ‘Voor Zonsondergang’, zich nog in het volle bezit toont van zijn talenten. Hauptmann wordt gewoonlijk tot het naturalistische tijdvak gerekend (hetgeen voor een aantal zijner stukken ook opgaat), maar hij paart aan den naturalistischen stijl een zekeren hang naar de mystiek, naar het bovenzinnelijke.... niet altijd tot zijn voordeel. Gegeven echter deze grenzen van zijn talent: hij is een man met begaafdheden gebleven, en vooral: een knap tooneel-schrijver, die een soepelen dialoog kan scheppen; een dialoog, dien men reeds op het gedrukte papier hoort spreken door acteurs.

De geschiedenis van den 70-jarigen Matthias Clausen, die op een jong meisje Inken Peters verliefd wordt en daarom door zijn woedende kinderen, die hun toekomst zien wankelen, bedreigd wordt met curateele, heeft eenige eigenschappen van een melodrama. Het naturalisme raakt ergens altijd het melodrama, het is er nauwer aan verwant, dan men soms wel denkt. De kern van deze liefdeshistorie tusschen grijsaard en meisje heeft Hauptmann immers sterk geidealiseerd, geidylliseerd; hij was kennelijk vertederd door deze beide menschen, die in het tweede bedrijf tot een positieve uitspraak komen en hij heeft ook niet de behoefte gevoeld daarop verder veel critiek te oefenen. Des te scherper treft die critiek de beduchte familieleden, wier belangen zich tegen de idylle verzetten; zij zijn, op den weifelenden zoon Esmout na, bereid met alle middelen op te treden om zich van hun erfdeel te verzekeren.

Deze tegenstelling: de scherp gecritiseerde, zwart afgeschilderde kinderen naast de geidealiseerde Inken Peters en den ouden Clausen, heeft de kiem voor het melodrama in zich, maar omdat Hauptmann een knap tooneelschrijver is en zijn karakters scherp weet te teekenen, wordt de sentimenteele achtergrond slechts op enkele plekken zichtbaar, b.v. in het tweede bedrijf. Hoe uitstekend is daarentegen het derde geschreven, waarin de botsing tusschen Matthias en de kinderen zich bij een familiemaaltijd voltrekt! Hier toont Hauptmann wel al zijn qualiteiten, hier voelt men die spanning van het zwijgen, die grooter is dan de emotie van het spreken, hier is de ‘vlakverdeeling’ volkomen geslaagd en zijn de personages stuk voor stuk geïndividualiseerd, zoodat er geen lacune te ontdekken valt.

Ook de laatste acte heeft zeer goede dingen; de wijze, waarop Clausen reageert op de mededeeling, dat men hem onder curateele wil stellen, neigt wel weer even tot het melodrama, maar de zelfbeheersching verlaat Hauptmann hier toch niet. Dat Clausen door den schok aan een beroerte sterft is ook aannemelijk geworden; dit slot is ongetwijfeld beter dan een tweede slot, den zelfmoord, dat Hauptmann, als ik mij niet vergis, zelf prefereerde.

Er is een duidelijke climax in het stuk, en dat is op zichzelf al een verdienste; na het zeer sterke derde bedrijf blijkt de auteur nog adem te hebben voor een pakkend slotbedrijf, dat zijn effect niet mist. En zoo ziet men zonder veel moeite over het hoofd, dat de idylle in het centrum nauwelijks psychologisch wordt verantwoord.

* * *

Een climax had ook deze opvoering, die onder regie stond van Cor van der Lugt Melsert en tevens diens eerste wederoptreden na zijn ziekte bracht. Die regie was ingetogen en dempte gelukkig de al te heftige accenten; wat Hauptmann heeft geindividualiseerd, kwam ook uit de interpretatie naar voren, en zoo kon men spreken van een boeiende, hier en daar zelfs wel voortreffelijke vertooning, die in het derde bedrijf zeker haar hoogtepunt bereikte, maar in het vierde toch niet noemenswaardig minder werd.

Van der Lugt als Matthias Clausen was aanvankelijk te veel aan het comediespelen, en met name aan zijn liefdesverklaring ontbrak de geloofwaardigheid (die trouwens ook de tekst niet schenkt); maar gaandeweg werd de rol beter, minder ‘theater’, zoodat de derde acte een sterke botsing te zien gaf tusschen den vader en zijn ondankbaar kroost, en het slot zelfs deze botsing nog overtrof. In Ank van der Moer als Inken Peters had hij een gevoelige tegenspeelster; maar de kracht van het stuk ligt toch meer in de omringende familieleden: Hans van Meerten als een vischachtig killen Wolfgang, Mies Elout als zijn spinnige vrouw, Corrie Korevaar als de geëxalteerde dienende Bettina, Guus Oster als den zorgeloozen Egmont, Jenny van Maerlant als de dochter Ottilie, getrouwd met den onaangenamen zakenman Klamroth (onaangenaam genoeg gespeeld door Louis van Gasteren). Van deze rollen kon men slechts goeds zeggen; en met hoeveel genoegen zag men niet ook den rasacteur Hermann Schwab weer eens (als gast) in het menschelijke rolletje van Clausens vriend professor Geiger! Louis de Bree als huisdokter en Johan Schmitz als rentmeester waren trouwens ook zeer op dreef, evenals Mien Duymaer van Twist als Inkens moeder, Ed. Palmer, Jo Sternheim, Anton Grijnders en Han König hadden een paar kleinere rollen voor hun rekening genomen en voegden zich in het geheel.

Het publiek heeft aan het slot vooral Cor van der Lugt Melsert (die bloemen ontving) langdurig toegejuicht.

M.t.B.