J.G. Schoup, Een Vrek (Het Ned. Boekhuis, Tilburg 1933).
De naam van dezen schrijver circuleerde kort geleden door de bladen in verband met een affaire, die het waarschijnlijk maakt, dat hij over 'n goede dosis fantasie beschikt. Welnu, in dat opzicht stelt zijn nieuwe roman Een Vrek niet teleur. Het is de geschiedenis van een dorpspastoor, die in de conflicten van dat dorp (Plonnet, in de Vogezen) betrokken wordt; hoewel hij doorgaat voor een gierigaard, is hij in werkelijkheid een arme slokker, eenzaam en gesteld op de vriendschap van een hond en een landlooper. Schoup teekent ons dezen man niet zonder vaardigheid, ook al blijft hij zeer aan de oppervlakte en al moet een niet-katholiek herhaaldelijk vreemd opzien bij zijn nog al naïeve rethoriek.
Het is zoo ongeveer de atmosfeer van de romans van Antoon Coolen, die hier heerscht; natuurlijk is Schoup de mindere in talent en techniek, maar zijn uitgangspunt en zijn visie op de boeren is essentieel dezelfde. De lezer, die niet al te veel eischt, zal Schoups vlotte schrijfwijze met pleizier volgen en zich misschien alleen wel eens even afvragen, hoe het toch komt, dat boeren uit de Vogezen en uit de Peel zoo geweldig op elkaar lijken.
Zou het niet meer aan de schrijvers dan aan de boeren liggen?
M.t.B.