Tijdschriften

Helicon

Ditmaal is het nummer gewijd aan één dichter, Leo van Breen, die een aantal gedichten heft verzameld onder den titel De Stroomlijn. Het is jammer, dat hij geen origineeler naam heeft kunnen vinden, want de gedichten zelf zijn een verrassing. Hoewel hier en daar nog onmiskenbaar onder invloed van du Perron, zijn zij vrijwel zonder uitzondering belangrijk, persoonlijk en zuiver van versificatie. Het accent van een ‘nutteloos verzet’, dat, ondanks sommige te sterk aangezette passages, bij van Breen volkomen echt schijnt, kan ik niet beter karakteriseren dan door het weergeven van dit gedicht:

 
zo lang had hij in zelfbedrog geleefd,
 
dat hij bezet werd als een overwonnen
 
en doodziek land, dat in zijn diepste bronnen
 
slechts drek en giftig afvalwater heeft.
 
 
nu spaarde hij chief-wip- en haka-bonnen
 
o wie van Gend en Loos een pak afgeeft,
 
die heeft voorzeker niet vergeefs geleefd!
 
zo stralen aan het laagst land nog zonnen.
 
 
dat zij tot daarentoe, maar ‘t doodgeleefd
 
en zielloos aangezicht dient in kartonnen
 
gezonden aan een God die niet vergeeft.

M.t.B.

Boekenschouw

J. v(an) H(eugten) schrijft een lyrisch artikel over Vondel, dat, voorzoover het Vondel als taalvirtuoos betreft, goed gezien lijkt. Voorts artikelen van Jos. Panhuysen over den Engelschen schrijver Harold Monro en van dr B.H. Boerebacht over ‘De Stille Grootheid van Edouard Estannié’. Ad. Sassen heeft met Antoon Coolen over zijn werk en ook over diverse andere onderwerpen gesproken: daarbij verdedigt Coolen zich ook tegen het hem door Marsman aangewreven ‘provincialisme’ in zijn romans. Voorshands blijft het ons voorkomen, dat die opmerking van Marsman, ondanks de toelichting van den litterairen Peelkoning, nog geheel van kracht blijft.

Verder nog gewone boekbesprekingen.

M.t.B.