Den Gulden Winckel

Jef Last vraagt om Fokker en Deterding

G. Antonini wijdt in deze aflevering een belangwekkend artikel aan Gobineau, waarin hij vooral ook aandacht schenkt aan den romanschrijver, die in ‘Les Pléïades’ een eigenaardige bijdrage tot de individualistische litteratuur naliet.

Jef Last heeft aan G.H. ’s-Gravesande mededeelingen gedaan over zijn leven en werk. Vooral legde Last den nadruk op zijn theorie over de plaats van de kunst in het maatschappelijk leven en op zijn ervaringen in Rusland opgedaan. Naar aanleiding van de Nederlandsche lettterkunde zeide Last o.m. het volgende:

‘Voor ik naar Rusland ging, ben ik begonnen aan een documentairen roman over Nederland in oorlogstijd en na mijn terugkomst heb ik “Partij Remise” afgemaakt.

Onze litteratoren, die zich socialistisch noemen, hebben er zich nooit aan gewaagd om concreet te beschrijven den klassenstrijd, zooals die in Nederland is gevoerd. Enorme gebeurtenissen als de staking in 1903, de stakingen in de venen, de groote textielstaking, niemand heeft geschreven hoe ze verloopen zijn, niemand heeft de lessen vastgelegd, zoodat de ervaringen zijn verwaaid in den wind. Dat kunnen geen duizend Merijntje Gijzens vergoeden. Alleen Joost Mendes heeft het wèl geprobeerd in “Het geslacht der Santeljano’s”.

Nu ben ik bezig aan een nieuwen roman over de drooglegging van de Zuiderzee, Ik heb bij de Zuiderzeewerken gewerkt, ben op Urk geweeest en heb op schokkers gevaren. Een stuk heb ik al geschreven. Ik ga spoedig weer naar Rusland en hoop daar mijn boek te voltooien.’

- Wat denkt u van de Nederlandsche litteratuur?

‘Ik vind de Nederlandsche litteratuur knap. Bijzonder goed geschreven vind ik de boeken van Johan Theunisz, maar van een kleinheid en beperktheid die verbazingwekkend is. De Nederlandsche litteratuur gaat vrijwillig in den hoek staan en trekt zich nergens iets van aan. De Nederlandsche schrijvers bekijken op zijn best het leven uit een venster en nog liever onder de loupe. Men bewondert hier Malraux, maar niemand neemt er een voorbeeld aan.

Waarom beschrijft men niet figuren als Fokker of Deterling in een roman? Men keert zich naar het verleden en verguldt dien tijd als een Sinterklaasvrijer. En wat de socialistische kunst betreft: wij hebben hier het ongeluk, dat iedere individualist, die bezingt wat voor hem persoonlijk het socialisme beteekent, voor socialistisch dichter doorgaat.’

- En de gemeenschapskunst?

‘Naar mijn persoonlijk inzicht zal meer en meer, naarmate het leven weer doel krijgt, ook iedere uiting van het leven weer schoonheid krijgen en zullen dus de grenzen tusschen kunst en leven meer en meer vervloeien, totdat de kunst als het ware geen aparte categorie meer is.’

Van Nico Rost is er een bijdrage over ‘Die Geschichte Jaakobs’ van Thomas Mann, terwijl Johan Schwencke over ex-libris schrijft.

M.t.B.