Caroline van Dommelen, Voor alles moeder (Andries Blitz, Amsterdam, z.j.).
Behalve een diep inzicht in het afgronden van het moederhart, heeft mevr. Caroline van Dommelen ook een verdachte belangstelling voor douairières en aanverwante deftige personen. Haar roman is gevuld met louter problemen, waaraan alleen douairières nog schijnen te denken.
‘Ik begrijp de tijden niet goed meer!’ liet zich nu de stem van de douairière hooren. – ‘De jongelui trouwen liefst zoo laat mogelijk tegenwoordig. Dat was vroeger toch wel heel anders. Ik was achttien toen ik trouwde, en – het jaar daarop werd René geboren!’
‘Ja maar, grootmama!’ meende Marcelle zich te moeten verdedigen, - ‘het huwelijk was toen de eenige bezigheid, die de vrouw geboden werd!’
‘Bezigheid is niet slecht!’ spotte Marcel.
‘Nou, roeping dan! Maar… U begrijpt wel, wat ik bedoel. Tegenwoordig heeft een jong meisje zooveel waarmee ze haar leven kan vullen – Het is niet noodig dat we allemaal trouwen!’
Constant, die na Mirjams uitbarsting zwijgend naast zijn moeder was gaan zitten, richtte zich nu tot Marcelle, en er was iets in zijn stem dat haar imponeerde.
‘Ik geloof, lieve Marcelle, dat je dwaalt! Een jonge, gezonde vrouw, - zooals jij, moet zeer zeker trouwen. Het huwelijk is haar roeping. Het moederschap is de heiligste roeping der vrouw!’
Op dit plan beweegt zich de conversatie en men is dus wel eenigszins ontsteld, dat alles op een daverende vechtpartij met Chineezen uitloopt, waarbij ook de douairière naar de revolver moet grijpen. ‘Zij was niet voor niets de dochter van een “vechtjas”, generaal Hyacinthe Trévoux Bligny!’
De roman van mevr. van Dommelen is waard in de eereafdeeling van de collectie Courths Mahler te worden geëxposeerd.
M.t.B.