René Berghen, De Overjas (De Sikkel, Antwerpen 1934).
De naam van dezen schrijver was mij geheel onbekend. Des te aangenamer de verrassing van de ontmoeting! De Overjas is een weliswaar kleine, maar uitstekend geschreven en belangrijke novelle, waarin Berghen zichzelf ontpopt als iemand met een eigen accent. Het thema is de invloed van een kleedingstuk, een dood en toch angstwekkend levend ding dus, op den mensch, die er zijns ondanks door gevormd wordt, in dit geval (het betreft de vermaakte overjas van een gestorven vader, die de zoon moet afdragen) vernederd. Het zou sentimenteel en kleinburgerlijk kunnen zijn, maar het is dat allerminst; daarvoor bezit Berghen een te scherpe opmerkingsgave, een te precies gevoel voor den humor ook van het tragische. Ten onrechte zal men deze sobere manier van beschrijven wel weer gevoelloos of cynisch noemen. Berghens verteltrans herinnert aan dat van Willem Elsschot, wien men ook cynisme in de schoenen heeft geschoven, omdat hij juist op het moment, dat de sentimenteele lezer gaarne een uitweiding zou hebben, met een sarcasme afbreekt; en toch is ook Elsschot eer het type van een overgevoelig, dan van een ongevoelig mensch!
Deze novelle eindigt in een beklemmenden droom, waarin de overjas in een luguber visioen terug komt. Als Berghen meer werk op deze hoogte zal kunnen geven, mag men groote verwachtingen van hem koesteren. Maar De Overjas is op zichzelf reeds een schriftuur van beteekenis, die men vooral niet ongelezen moet laten.
M.t.B.