Tijdschriften

Onze Taaltuin

Wie schreef onze abele spelen?

Behalve van Ginnekens studie over hetphonologisch systeem van het Algemeen Nederlandsch zij uit den inhoud van dit tijdschrift ditmaal speciaal vermeld een onderzoek naar het amateurschap der abele spelen (‘Esmoreit’, ‘Lanseloet’, ‘Gloriant’, ‘Spel v.d. Winter ende v.d. Somer’) van H. Mandos. Het onderzoek is gedaan in den stijl van den meester dezer methode, en het resultaaat luidt als volgt:

‘Hoe moet de eindconclusie luiden? We hebben de 4 abele spelen van het Hulthemsche handschrift systematisch op een 5- of 6-tal punten vergelijkend onderzocht en zeker 3 of 4 maal wezen de feiten duidelijk op een groot verschil tusschen WS enerzijds en de drie overige stukken anderzijds. Mogen we daarom den twijfel van Kalff, Verdeyen e.a. volmondig bevestigen en zeggen: er wáren meer auteurs en minstens is het spel Van den winter ende van den Somer van een andere hand afkomstig dan de Lanseloet, de Gloriant, Esmoreit? Als uitsluitend de stilistische analyse tot een conclusie kan leiden, zouden we geen oogenblik twijfelen, want sommige der resultaten, zooals b.v. die over de dramatische constructie en de rijmtechniek zijn waarlijk bizonder markant. Maar de vergelijkende stilistiek is slechte één der hulpmiddelen van het philologische onderzoek; daar zijn ook nog de vragen naar het versrhythme in deze stukken, afwijkende flectieverschijnselen etc., misschien bizondere semantische karakteristieken en niet te vergeten het directe bronnenonderzoek. Ook de beantwoording daarvan moet meetellen, en daarom is het wellicht beter voorloopig de feiten te laten wat ze zijn en met een definitief oordeel te wachten tot eenmaal het uitgebreide en complexe veld van onderzoek van alle kanten zal kunnen worden overzien.’

Overmatig positief is dit oordeel, gezien de gedane moeite, nog niet!

M.t.B.