Tijdschriften

De Gemeenschap

In de April-aflevering vinden wij proza va Antoon Coolen en Herluf van Merlet; een bijzonder mooi gedicht (‘Christus gekruist’) van Bernard Verhoeven; benevens poëzie van Hans Ericsen, Anton van Duinkerken, Louis de Bourbon en A.J.D. van Oosten.

Prof. Pompe schrijft over ‘Criminaliteit en Celibaat’. Wouter Paap bespreekt de positie van het Concertgebouw-orkest en breekt een lans voor den ‘man op den achtergrond’, Ed. van Beinum, die volgens hem de ‘coming man’ is.

‘Eén ding staat vast: dat het Concertgebouw de Europeesche muziektempel geworden is dank zij Mengelberg, algemeener gezegd: dank zij een sterke persoonlijkheid, die een concentrische leiding met ijzeren wil doorzette; een Mahler-cultus bouwde in een woestijn van onverschilligheid, omdat hij die kunst mooi vond; die de menschen met suggestieve kracht naar de concertzaal trok. Men kan het element van persoons-adoratie, waartoe zijn persoon aanleiding gaf, tegenover de muziek onzuiver achten; men kan desnoods z’n bezwaren tegen den Mengelberg van de laatste tien jaren in den breede ontvouwen, (de dollar, de dollar…) maar men zal niet kunnen ontkennen, dat in de eerste 25 jaar van Mengelbergs leiding in het Concertgebouw een enorme centripetatie van krachten is ontstaan. Daarna zijn die krachten verspreid, verdeeld, verzwakt; is het publiek bij de afname van dit machtig magnetisme uiteengevallen; is de belangstelling voortdurend verslapt; moest de prikkel van beroemde dirigentennamen steeds sterker worden toegebracht. Wil men het podium aan de Van Baerlestraat, dat tot een dwaze springplank dreigt te worden, wederom maken tot een hecht, rotsvast forum, dan zal men de onzalige dodecarchie onmiddellijk moeten laten varen en opnieuw het waagstuk aandurven, dat één man de volledige verantwoordelijkheid zal dragen: een representatieve, actieve figuur, wiens muzikale educatie en vakkundigheid toereikend zijn om, wanneer hem de volledige bewegingsvrijheid wordt verleend, Amsterdam muzikaal-geografisch weer op zijn plaats te brengen. Hij staat reeds in het Concertgebouw, maar, ziende-blind, heeft men hem nog niet ontdekt: het is Eduard van Beinum.’

‘De Jantjes’ worden à faire genomen door Leo Hanekroot, die daar een felle oratio pro Nederlandsche filmkunst aan verbindt.

M.t.B.

De Litteraire Gids

Het blad besteedt ditmaal een hoofdartikel aan de ‘legende der Zersetzung’, naar aanleiding van de discussies over dat onderwerp in onze courant. De beschuldigingen aan het adres van de vroegere Duitsche litteraire critiek zijn, volgens den schrijver van dit artikel, evident onjuist. ‘Wij zullen de laatsten zijn om de Duitsche critiek van vóór Hitler ideaal te noemen en de vooraanstaande publicisten uit dien tijd hebben trouwens meermalen de misstanden scherp gehekeld. Maar die gebreken lagen meestal juist elders dan in een georganiseerde kwade trouw ten opzichte van buiten den eigen kring staande auteurs. Hoeveel jonge blonde schrijvende Germanen heeft een Stefan Zweig of een Thomas Mann niet met een aan blindheid grenzende welwillendheid getracht te pousseeren. En hoe scherp waren vaak de oordeelen over ‘elkaar’: Von Brentano over Wassermanns ‘Mauritius’ en over ‘Die Sintflut’ van Robert Neumann, om een enkel voorbeeld te noemen.’

Verder het gewone inlichtende materiaal.

M.t.B.

De Tooneelspiegel

Het ditmaal zeer gevarieerde nummer van ‘De Tooneelspiegel’ bevat o.m. artikelen van Ben van Eijsselsteijn (‘Is Kunst Regeeringszaak?’) en van H. van Loon (over de Parijsche diseuse Marianne Oswald). Cor Ruys heeft zich laten interviewen over den humor in Holland en geeft ‘zijlichtjes’ over zijn wijze van spelen voor het Nederlandsche publiek.

De aflevering is buitengewoon goed geïllustreerd en bevat ook veel actueele bijdragen over het tooneel van de maand. Ook aan de film ‘De Jantjes’ wordt door C.A. Schilp een critische dialoog gewijd.

M.t.B.

Het Tooneel

Behalve de gebruikelijke overzichten bevat het nummer een artikel van Ben Albach over ‘Tooneel en Werkelijkheid’, een beschouwing over het wezen van het tooneel, met voorbeelden uit stukken van den laatsten tijd.

M.t.B.