Nieuwe uitgaven

H. de Bruin. Wat blijft. (D.A. Daamen's Uitg. Mij 's-Hage, 1934).

Vader en moeder Eelebos zijn brave, godvruchtige menschen en hebben twee brave godvruchtige kinderen. Vader is arbeider in een klein provinciestadje, zusje Marie raakt verloofd met een brave bediende uit een galanteriewinkel, de zoon Antoon is een heel klein beetje dwars, maar vindt na eerst wat gestudeerd en daarna op het land gewerkt te hebben, toch ook rust en vertrouwen in het leven bij een kantoorbaantje. Natuurlijk kibbelt de jeugd wel eens wat en wordt Antoons geloof wel eens een kleine ietsje belaagd door het lezen van Goethe bij een Duitschen leeraar en door zijn overigens zeer deugdzamen vriend, die in militairen dienst zijnde, even een klein tikje oproerigheid meebrengt, maar hij wijkt niet af van het goede pad en overwint met vlag en wimpel.

Dit is allemaal heel braaf en aandoenlijk, maar - moet daar een roman mee vol geschreven worden? Dit boek, waarin alles van een leien dakje loopt, zonder kleur of geur, dat niet bepaald slecht, maar ook niet zeer goed geschreven is, zal toch wel niet in staat zijn iemand erg te boeien. Al deze opbouwende deugdzaamheid zal wel heel oprecht bedoeld zijn, wat niet wegneemt, dat de onaandoenlijke houding met den Blik Omhoog Gericht, van Antoon bij het sterven van het meisje, dat hij juist uitverkoren had, bepaald onaangenaam aandoet. ‘Wat blijft’ in ons geheugen van dit werk is niet veel, ternauwernood een geur van boenwas en zeepsop en een herinnering aan kopjes thee en het zwart gewaad van den dominee.

M.t.B.