Schietschijf

De gelijkenis van de rijsttafel

Sommige menschen verliezen hun partijtje kaart met alle troeven in de hand, zoo zijn er ook menschen, die men onmogelijk kan genezen van een vooroordeel, ook al spreekt men tot hen in gelijkenissen om hen te dwingen in te gaan.

Ik heb een goeden bekende, een charmanten kerel, maar hopeloos melancholiek geworden door de bezigheid van het denken, waarmee hij zich constant bezighoudt zonder er geschikt voor te zijn. Hij ‘zit’ nu (zooals dat heet) met een probleem, n.l. dat van den ‘universeelen mensch’. Sedert hij ergens gelezen heeft, dat de Renaissance-mensch Leonardo da Vinci nog werkelijk alle gebieden van het weten en scheppen kon beheerschen, terwijl voor ons daarentegen de wereld uiteengevallen is in specialismen, zonder dat wij in staat zijn daarvoor een synthese te vinden, is mijn charmante goede bekende lijdende aan slapeloosheid. Hij vindt zichzelf en zijn tijdgenooten ongelukkige wezens, omdat zij in gedeeltelijkheid moeten leven en het Groote Geheel niet meer kunnen benaderen.

Daar ik hem van dag tot dag meer in verval zag geraken en aspirine noch populaire cursussen van de Volksuniversiteit hem langer baat brachten, sprak ik tot hem in een gelijkenis, zijnde dit de beproefde weg om iemand via de beeldspraak de oogen te openen. Ik sprak dan:

‘Onlangs werd ik uitgenoodigd om aan te zitten aan een uitgebreide rijsttafel. Het was de eerste maal, dat mij zooiets overkwam, want ik ben niet koloniaal georiënteerd. Je zult je dus kunnen voorstellen, dat ik danig schrok, toen ik steeds maar meer gespecialiseerde gerechten zag opdragen, gegroepeerd om een monsterlijk vat met rijst. En altijd maar door verschenen er uit de keuken nieuwe specialismen, zoodat ik met angst en verbijstering werd geslagen. Moest ik dat alles opeten? Wat een warboel zou er in mijn maag ontstaan! Ik twijfelde, twijfelde, werd bijna radeloos.... tot mij iets zeer eenvoudigs inviel: ik at n.l. tot ik genoeg had! En ik moet zeggen, dat ik mij daarna een harmonisch en gelukkig mensch gevoelde, bereid om later weer rijsttafel te eten, en daarna nog eens rijsttafel, en zoo voort tot in lengte van dagen’.

Deze gelijkenis gaf ik hem; maar als ik geweten had, dat hij mij zoo slecht zou verstaan, zou ik hebben gezwegen. Eenige dagen later ontmoette ik mijn goeden bekende n.l. weer: tot mijn verbazing was hij nu nog bleeker dan anders en hij zuchtte dieper dan ooit.

‘Ik heb je gelijkenis beproefd’, zei hij heel somber.

‘Wat?’ vroeg ik ontsteld, want ik ben niet gewoon, dat men mijn gelijkenissen op hun uiterlijk omhulsel gaat beproeven.

‘Ik heb je gelijkenis beproefd’, herhaalde hij en er kwam iets van afschuwelijk herinneren om zijn mond. ‘Ik ben naar een Indisch restaurant gegaan en heb daar de uitgebreidst mogelijke rijsttafel besteld. En toen.... nu, toen heb ik gegeten, tot ik genoeg had, tot ik walgde, tot ik brandde van sambal, tot er geen schoteltje meer vol was, tot..... enfin, ik bespaar je het verhaal van den afgrijselijken nacht, die daar op gevolgd is, en den morgen en zelfs den middag en den avond nog. Duizendmaal genoeg heb ik, van rijsttafel, van alles, van jou; meer dan ooit ben ik er van overtuigd, dat wij in een verdoemden tijd leven en hopeloos ver verwijderd van den Renaissancemensch en zijn universaliteit!’

Hij ging heen, met gebogen hoofd en smartelijker dan weleer. Ik bleef achter, vastbesloten nooit meer in gelijkenissen te spreken, behalve tot hen, die mij ook zonder gelijkenis wel zouden hebben verstaan. Voor mijn charmanten goeden bekende kan ik nu niets meer doen dan hem aanraden voortaan alleen de simpele rijst te eten en zorgvuldig van de gespecialiseerde schoteltjes af te blijven; en juist dezen raad zal hij zeker in den wind slaan.

 

Sagittarius.